Veelgestelde vragen

Heb je een vraag over de centrale examens in het voortgezet onderwijs? Kijk of het antwoord op je vraag is opgenomen bij de veelgestelde vragen in onderstaande categorieën.

Staat het antwoord op je vraag er niet bij? Neem dan contact op via het contactformulier.

Filter op
Filter op schooltype
Examens

Vakspecifieke vragen

Scheikunde: Hoe moet een ‘indien’ bij de correctie worden gebruikt?

Afhankelijk van de formulering kan het indien op 2 manieren worden opgevat:
- Het indien is exclusief voor het in het indien beschreven antwoord: “indien het volgende antwoord is gegeven”
- Het indien is voorbeeldmatig voor een range aan vergelijkbare fouten die je kunt maken: “indien een antwoord is gegeven als”

Scheikunde: In welke deelscore wordt weergave van de peptidegroep aan de uiteinden van het fragment van een peptideketen beoordeeld?

De peptidegroepen die de aminozuureenheden met elkaar verbinden en de afgebroken peptidegroepen aan de uiteindes van het molecuul vallen beide onder de eerste deelscore. 

Onder de laatste deelscore valt het gebruik van onder andere ~ aan de uiteindes van de keten en hoeft de wijze waarop de peptidegroepen zijn afgebroken niet opnieuw beoordeeld te worden. 

We ondersteunen het antwoord met twee voorbeeldvragen. 

Voorbeeldvraag

Geef de structuurformule van het gedeelte ~ Ser – Cys – Thr ~ (3p). 

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is: 

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr

 

 

 

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist

Voorbeeld 1 

Leerlingantwoord 

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, maar peptidegroepen onjuist

 

 


Beoordeling: 2 punten 

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 0
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist

Toelichting

Deze kandidaat tekent de peptidegroepen onjuist. Het consequente gevolg hiervan is dat de peptidegroep aan het rechter uiteinde ook onjuist is weergegeven. Dit alles dient beoordeeld te worden in de eerste deelscore. In de derde deelscore worden de H-atomen aan de αC‑atomen beoordeeld en het gebruik van ~ aan het begin en einde van het fragment. 

Voorbeeld 2

Leerlingantwoord 

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, fout in de afgebroken peptidegroep aan het rechteruiteinde

 

 


Beoordeling: 2 punten

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 0
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 1

Toelichting

Deze kandidaat maakt een fout in de (afgebroken) peptidegroep aan het rechter uiteinde en scoort daarom het eerste deelscorepunt niet. Verder zijn er geen fouten gemaakt.

Scheikunde: Is een afgekapte tussenuitkomst een afrondfout?

Een afrondfout valt onder rekenfouten (vakspecifieke regel 2). 

Een afrondfout is het onjuist afronden van de (tussen)uitkomst van een berekening. Een voorbeeld hiervan is de uitkomst 3,456 afronden naar 3,45 in plaats van 3,46. Afrondfouten dienen bij elke berekening opnieuw te worden aangerekend. 

Soms komt het echter voor dat een kandidaat een tussenuitkomst afkapt in plaats van afrondt. De uitkomst 3,456 wordt dan bijvoorbeeld genoteerd als 3,45. Als uit de daaropvolgende berekening blijkt dat de kandidaat heeft doorgerekend met de onafgeronde waarde of de juist afgeronde waarde, dient dit niet te worden aangemerkt als een afrondfout. 

De finale uitkomst van een rekenvraag mag nooit worden afgekapt en dient derhalve juist te zijn afgerond.

Scheikunde: Kan het vergeten van 2 H-atomen twee scorepunten kosten?

Ja, we bespreken het antwoord aan de hand van een voorbeeldvraag.

Voorbeeldvraag

Geef de structuurformule van het gedeelte ~ Ser – Cys – Thr ~ (3p).

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr
  • de peptidegroepen juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 1

Voorbeeld

Leerlingantwoord

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, zonder twee H-atomen

Beoordeling: 1 punt

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 0
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 0

Toelichting

Deze kandidaat vergeet twee H-atomen te tekenen. 
Eén van deze H-atomen zit in de restgroep van Thr. De tweede deelscore wordt dus niet behaald. Het andere H-atoom zit aan een van de αC‑atomen en valt daarom onder de derde deelscore. Hierdoor mist een kandidaat twee punten door het vergeten van twee H-atomen.

Scheikunde: Mijn leerling maakt een fout die niet in de deelscores terugkomt? Kan ik nu alle punten toekennen?

Als een antwoord gedeeltelijk juist is, treedt algemene regel 3.2 in werking: Indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel. 

Bij een antwoord waarin een leerling een fout heeft gemaakt, kijkt u dus naar het beoordelingsmodel bij de betreffende vraag in combinatie met de vakspecifieke regels. 

Als u alle deelscores uit het beoordelingsmodel kunt toekennen en er geen opmerking, indien of vakspecifieke regel is die voorschrijft dat punten in mindering gebracht moeten worden, kunt u alle punten toekennen ondanks de door de leerling gemaakte fout.

Scheikunde: Moet een kandidaat in vragen waarbij de significantie niet wordt beoordeeld, toch een minimum aantal significante cijfers gebruiken in zijn berekeningen?

De tussenuitkomsten en de finale uitkomst dienen te zijn weergegeven in minimaal één significant cijfer, die rekenkundig juist is afgerond.

Scheikunde: Mogen in plaats van volledig uitgeschreven berekeningen ook verhoudingstabellen worden gebruikt?

Ja, een juist ingevulde verhoudingstabel mag als een juiste berekening worden geaccepteerd.

Scheikunde: Verliest een kandidaat het punt voor het gebruik van “uitsluitend begrippen op microniveau” wanneer hij één begrip op macroniveau gebruikt?

Nee. In een dergelijke vraag waarbij het beschrijven/verklaren/uitleggen op microniveau wordt beoordeeld, wordt in de vraag altijd een macroscopische eigenschap gegeven. Wanneer dit gedeelte van de vraag bijvoorbeeld door de kandidaat wordt herhaald vóór of ná de gevraagde beschrijving/verklaring/uitleg, dan dient dit niet te worden aangemerkt als onjuist.

Voorbeeld: havo examen 2022 tijdvak 1, vraag 8

Vraag

Beschrijf op microniveau het vloeibaar worden van ammoniakgas.

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is: De (ammoniak)moleculen gaan dichter op elkaar zitten / worden tegen elkaar aan gedrukt / vormen waterstofbruggen / gaan sterkere vanderwaalsbindingen met elkaar aan.

  • juiste beschrijving waaruit blijkt dat de positie/interactie van de deeltjes verandert 1
  • de gegeven beschrijving van het vloeibaar worden bevat uitsluitend termen op microniveau 1

Het volgende leerlingantwoord kan dus goed worden gerekend:

“Tijdens het vloeibaar worden van ammoniakgas gaan de ammoniakmoleculen waterstofbruggen met elkaar vormen”.

Dit antwoord bevat weliswaar termen op macroniveau, maar de bevraagde beschrijving is gegeven op microniveau.

Scheikunde: Waarom wordt in het correctievoorschrift gerekend met afgeronde waarden?

In het correctievoorschrift wordt gerekend met afgeronde waarden. Dit wordt gedaan om in het correctievoorschrift één rekenvoorbeeld te kunnen geven dat aansluit bij de verschillende waarden in Binas en ScienceData. Het gebruik van andere, niet afgeronde, waarden door leerlingen kan leiden tot afwijkingen in de uitkomst. Vanzelfsprekend leiden dergelijke afwijkingen in de uitkomst in een juiste berekening niet tot aftrek van scorepunten. Een voorbeeld is vraag 2 uit het examen scheikunde vwo 2018-I.

Zie hiervoor ook het artikel Significantie in de centrale examens scheikunde havo/vwo.

Scheikunde: Wanneer moet een fout in een berekening als rekenfout worden aangemerkt?

Bij het beoordelen van fouten in een berekening dient een verschil te worden gemaakt tussen bewerkingsfouten en rekenfouten. Dit is van belang omdat op grond van vakspecifieke regel 2, per vraag voor rekenfouten samen maximaal 1 punt wordt afgetrokken van het aantal dat volgens het beoordelingsmodel moet worden toegekend.

Onder rekenfouten worden fouten verstaan als een verkeerde uitkomst uit een juiste bewerking. 

Bijvoorbeeld verkeerd overgenomen van rekenmachine, eenvoudige rekensom onjuist uit het hoofd berekend of een onjuiste omwerking naar macht (0,005 noteren als 5·103 of 5·10-2).

Bewerkingsfouten zijn fouten die rechtstreeks met de uit te voeren bewerking hebben te maken. 

Zoals de molverhouding omgekeerd gebruiken, delen in plaats van vermenigvuldigen, of onjuiste omrekening van eenheden.

Vervolgvraag
Klopt het dat een leerling die een verkeerde uitkomst uit een onjuiste bewerking noteert, alleen het bolletje voor de bewerking niet krijgt, en er niet daarbovenop nog een punt wordt afgetrokken vanwege de rekenfout?

Antwoord
Vanzelfsprekend kan ook in antwoord met een of meer onjuiste bewerkingen een rekenfout gemaakt worden maar punten die je niet kunt toekennen, kun je ook niet aftrekken. In eerste instantie dient gekeken te worden welke punten een leerling krijgt voor juiste bewerkingen in het antwoord. Als dat groter is dan 0 dan kan ook gekeken worden in hoeverre sprake is van aftrekpunten. 

Daarbij dient u naast de vakspecifieke regels ook te kijken naar de algemene regels uit het correctievoorschrift. Een fout mag maar één keer aangerekend worden.

Stel dat een leerling voor het eerste bolletje axb moet doen, maar doet a/b en maakt daarbij ook nog een rekenfout. Vervolgens moet voor het tweede bolletje de uitkomst hiervan gedeeld worden door c. Dat doet een leerling goed en rekent daarbij consequent door met zijn foutieve uitkomst van a/b. 

Dan maakt de leerling geen bewerkingsfout en geen rekenfout in het tweede bolletje. Je zou het tweede bolletje dan toe kunnen kennen zonder een punt af te trekken voor een rekenfout. Het wordt echter anders als niet duidelijk in welk deel van de vraag een rekenfout gemaakt is. Dan kan een leerling wel degelijk een punt aftrek krijgen voor een rekenfout ondanks dat hij op papier heeft laten zien te delen door c (de bewerking is dus goed).

Het is echter lastig hiervoor een algemene richtlijn op te stellen omdat er zoveel verschillende mogelijkheden zijn in waar een leerling wel of niet een fout maakt. 

Kortom, uiteindelijk is het ter beoordeling van de docent of er naast een bewerkingsfout in een vraag ook nog punten afgetrokken dienen te worden voor rekenfouten.

Scheikunde: Wat is het verschil tussen een afrondfout en een significantiefout?

Als de kandidaat een (tussen)uitkomst juist afrondt, maar op minder significante cijfers dan op grond van de gebruikte gegevens mag worden verwacht, maakt hij een significantiefout. We noemen dit niet‑acceptabel (tussentijds) afronden. In vragen waarbij de significantie wordt beoordeeld wordt het scorepunt voor de significantie in dat geval niet toegekend. 

Een afrondfout valt onder rekenfouten (vakspecifieke regel 2). Een afrondfout is het onjuist afronden van de (tussen)uitkomst van een berekening. 

Een voorbeeld hiervan is de uitkomst 3,456 afronden naar 3,45 in plaats van naar 3,46. Afrondfouten dienen bij elke berekening opnieuw te worden aangerekend. 

Let wel op of er ook echt sprake is van een afrondfout of van afgekapte tussenuitkomst (zie ook de veelgestelde vraag over afkappen en afronden).

Scheikunde: Welke eisen worden in de centrale examens gesteld aan structuurformules?

In de centrale examens worden vaste richtlijnen gehanteerd voor de schrijfwijze van structuurformules. Deze richtlijnen zijn te vinden in bijlage 2 van de syllabus. Van kandidaten wordt verwacht dat zij structuurformules volgens deze richtlijnen noteren, tenzij in de vraag anders is aangegeven.