Voor de eindexamenleerlingen havo 2008 en vwo 2008 en 2009, en de bezemexamens havo 2009-2010 en vwo 2010-2011 volgens de zogenaamde 'oude profielen' zijn met betrekking tot de samenstelling van het eindexamen en de uitslagbepaling de artikelen 11, 12, 13 en 49 van het Eindexamenbesluit geldend op 31 juli 2007 van belang.
Voor deze artikelen (11, 12, 13 en 49) zijn de Wet op het Voortgezet Onderwijs en het Inrichtingsbesluit W.V.O, zoals geldend op 31 juli 2007, van toepassing.
1.
Het eindexamen v.w.o. (atheneum) omvat:
a.
de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met dien verstande dat voor de bepaling van de eindcijfers de onderdelen letterkunde van alle afzonderlijke moderne talen in het profiel tezamen als vak van het gemeenschappelijk deel worden aangemerkt,
b.
de vakken en deelvakken van het profieldeel van een van de profielen, genoemd in artikel 26b, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., waaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, en
c.
vakken, deelvakken en andere programma-onderdelen van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., die tezamen overeenkomen met een normatieve studielast van ten minste 280 uren zoals geldend voor de scholen voor v.w.o., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voorzover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.
2.
Indien voor de kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van meer dan 1840 uren, wordt het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde getal van 280 uren met het meerdere verlaagd.
3.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.w.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel voor welke hij werd vrijgesteld van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met derde lid, of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
4.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van de deelvakken culturele en kunstzinnige vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel.
5.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, en in het bezit is van het diploma h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen, geschiedenis en maatschappijleer.
6.
In afwijking van het eerste lid kan de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, op zijn verzoek bij het eindexamen worden vrijgesteld van de deelvakken Franse taal en letterkunde 1 of Duitse taal en letterkunde 1 van het gemeenschappelijk deel of van beide, in de volgende gevallen:
a.
de kandidaat heeft eerder in Nederland onderwijs op een school voor voortgezet onderwijs gevolgd en werd daarbij vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een tweede moderne taal op grond van artikel 11e, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of van het volgen van onderwijs in Franse taal en letterkunde of Duitse taal en letterkunde of beide, op grond van artikel 21, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. of artikel 26e, derde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of van het volgen van onderwijs in moderne taal en letterkunde 1 op grond van artikel 26e, vierde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of
b.
de kandidaat heeft voordien buiten Nederland onderwijs gevolgd en daarbij geen of te weinig onderwijs in het overeenkomstige vak gevolgd.
7.
De inspectie kan in bijzondere gevallen goedkeuren dat de in het zesde lid bedoelde vrijstelling wordt verleend aan een kandidaat die niet voldoet aan de in dat lid onder a of b genoemde voorwaarde.
1.
Het eindexamen v.w.o. (gymnasium) omvat:
a.
de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met inachtneming van artikel 26b, achtste lid, eerste volzin, en met dien verstande dat voor de bepaling van de eindcijfers de onderdelen letterkunde van alle afzonderlijke moderne talen in het profiel tezamen als vak van het gemeenschappelijk deel worden aangemerkt,
b.
de vakken en deelvakken van het profieldeel van een van de profielen, genoemd in artikel 26b, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., waaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, en
c.
vakken, deelvakken en andere programma-onderdelen van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., die tezamen overeenkomen met een normatieve studielast van ten minste 760 uren zoals geldend voor de scholen voor v.w.o., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voorzover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend. Het eindexamen kan in het vrije deel ook omvatten, culturele en kunstzinnige vorming 1.
2.
Het eindexamen v.w.o. (gymnasium) omvat in elk geval het vak Latijnse taal en letterkunde of het vak Griekse taal en letterkunde. Het kan beide vakken omvatten.
3.
Indien voor de kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van meer dan 1840 uren, wordt het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde getal van 760 uren met het meerdere verlaagd.
4.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.w.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel voor welke hij werd vrijgesteld van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met derde lid, of vijfde lid van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
5.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van het deelvak lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel.
6.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, en die in het bezit is van het diploma h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen, geschiedenis en maatschappijleer.
7.
In afwijking van het eerste lid kan de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, op zijn verzoek bij het eindexamen worden vrijgesteld van de deelvakken Franse taal en letterkunde 1 of Duitse taal en letterkunde 1 van het gemeenschappelijk deel, of van beide, in de volgende gevallen:
a.
de kandidaat heeft eerder in Nederland onderwijs op een school voor voortgezet onderwijs gevolgd en werd daarbij vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een tweede moderne taal op grond van artikel 11e, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of van het volgen van onderwijs in Franse taal en letterkunde of Duitse taal en letterkunde of beide, op grond van artikel 21, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. of artikel 26e, derde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of van het volgen van onderwijs in moderne taal en letterkunde 1 op grond van artikel 26e, vierde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of
b.
de kandidaat heeft voordien buiten Nederland onderwijs gevolgd en daarbij geen of te weinig onderwijs in het overeenkomstige vak gevolgd.
8.
De inspectie kan in bijzondere gevallen goedkeuren dat de in het zevende lid bedoelde vrijstelling wordt verleend aan een kandidaat die niet voldoet aan de in dat lid onder a of b genoemde voorwaarde.
1.
Het eindexamen h.a.v.o. omvat:
a.
de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26c, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met dien verstande dat voor de bepaling van de eindcijfers de onderdelen letterkunde van alle afzonderlijke moderne talen in het profiel tezamen als vak van het gemeenschappelijk deel worden aangemerkt,
b.
de vakken en deelvakken van het profieldeel van een van de profielen, genoemd in artikel 26c, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., waaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, en
c.
vakken, deelvakken en andere programma-onderdelen van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26c, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., die tezamen overeenkomen met een normatieve studielast van ten minste 200 uren zoals geldend voor de scholen voor h.a.v.o., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voorzover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.
2.
Indien voor de kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van meer dan 1160 uren, wordt het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde getal van 200 uren met het meerdere verlaagd.
3.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken en deelvakken van het gemeenschappelijk deel voor welke hij werd vrijgesteld van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste, vierde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
4.
In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van de deelvakken culturele en kunstzinnige vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel.
5.
In afwijking van het eerste lid kan de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs op zijn verzoek bij het eindexamen worden vrijgesteld van het deelvak moderne taal en letterkunde 1 van het gemeenschappelijk deel in de volgende gevallen:
a.
de kandidaat heeft eerder in Nederland onderwijs op een school voor voortgezet onderwijs gevolgd en werd daarbij vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een tweede moderne taal op grond van artikel 11e, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of van het volgen van onderwijs in Franse taal en letterkunde en Duitse taal en letterkunde op grond van artikel 21, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of van het volgen van onderwijs in moderne taal en letterkunde 1 op grond van artikel 26e, vierde of vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., of
b.
de kandidaat heeft voordien buiten Nederland onderwijs gevolgd en daarbij geen of te weinig onderwijs in het overeenkomstige vak gevolgd.
6.
De inspectie kan in bijzondere gevallen goedkeuren dat de in het vijfde lid bedoelde vrijstelling wordt verleend aan een kandidaat die niet voldoet aan de in dat lid onder a of b genoemde voorwaarde.
3.
De kandidaat die eindexamen v.w.o. of h.a.v.o. heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:
a.
voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,
b.
voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 of 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, dan wel
c.
voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, met dien verstande dat van deze vakken waarvoor als eindcijfer 4 of 5 is behaald, niet meer dan één vak het profieldeel betreft.
4.
In aanvulling op het derde lid geldt dat het profielwerkstuk, en bij scholen voor v.w.o. en h.a.v.o. bovendien de deelvakken culturele en kunstzinnige vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, moeten zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed».
5.
Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de directeur deze schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 51 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 51, eerste lid, geen toepassing vindt.
Deel deze pagina