Veelgestelde vragen

Heb je een vraag over de centrale examens in het voortgezet onderwijs? Kijk of het antwoord op je vraag is opgenomen bij de veelgestelde vragen in onderstaande categorieën.

Staat het antwoord op je vraag er niet bij? Neem dan contact op via het contactformulier.

Filter op
Filter op schooltype
Examens

Vakspecifieke vragen

Kunst: Mag een leerling examen doen alleen in kunst (algemeen), dus zonder een specifiek deel zoals bijvoorbeeld kunst (muziek)?

Ja, dat is toegestaan. Het is mogelijk dat een leerling alleen kunst (algemeen) doet. Hij legt dan alleen een centraal examen af – een uitzonderlijke situatie.

Op de cijferlijst staat de vaknaam, dus kunst (algemeen), met daarbij:

  • het cijfer voor het centraal examen, in één decimaal, en
  • het daarvan afgeleide eindcijfer, zonder decimaal

Er is geen schoolexamencijfer. Overigens is alleen het vak kunst (algemeen) in het vrije deel niet genoeg om te voldoen aan de examenvereisten. Kunst (algemeen) omvat namelijk slechts 200/160 studiebelastingsuren (sbu) en er moet in het vrije deel een vak staan met een omvang van minimaal 440/320 sbu. Wel betekent een mooi cijfer voor kunst (algemeen) extra compensatiepunten. Het telt dus wel mee bij de uitslagbepaling.

Kunst (algemeen) mag niet in combinatie met een groot kunstvak (kunst beeldende vormgeving, muziek, dans of drama) gevolgd worden.

Kunst: Mogen kandidaten bij het CPE gebruik maken van digitale middelen of media?

Het toestaan van digitale middelen/media kan alleen binnen de volgende richtlijnen:
 

  • De afname van het gehele CPE gebeurt op school en onder toezicht van door de school gemandateerde toezichthouders.
  • De docent vergewist zich van de authenticiteit van het gevolgde proces en het gemaakte werk, en tekent daarvoor middels de authenticiteitsverklaring.

De opdracht van het CPE en de uitleg daarbij biedt de ruimte om discipline-overstijgend te werken. De gekozen discipline vormt het uitgangspunt. Een voorbeeld:

Als ‘tekenen’ het examenvak is op school, is dat het uitgangspunt. Vervolgens bestaat er de mogelijkheid om het beeldend werk door te ontwikkelen binnen en buiten de kunstvakdiscipline, zoals dat in de kunstgeschiedenis en kunstactualiteit gebruikelijk is. Het gebruik van digitale middelen is hiermee ook toegestaan als dit aansluit op het kunstonderwijs op de eigen school.

Onafhankelijk van het gekozen medium of de gekozen media zijn de stappen in het proces (het onderzoek, de gemaakte keuzes en de verantwoording ervan) en de kwaliteit van de beelden inclusief het eindwerkstuk (zie beoordelingsinstructie) heel belangrijk.

De examinator beoordeelt bij het CPE het hele proces en het eindwerkstuk van de kandidaat onder meer op authenticiteit. De examinator tekent hiervoor de authenticiteitsverklaring per kandidaat. Het is aan de examinator vast te stellen dat er geen sprake is van plagiaat: niet bij het gebruik van analoge middelen en niet bij het gebruik van digitale middelen.

Kunst: Mogen leerlingen examen doen in twee grote kunstvakken (kunst beeldende vormgeving, muziek, dans of drama)?

Dit mag. De betreffende examenprogramma’s schrijven hiervoor het volgende voor:

Als de kandidaat met het profiel cultuur en maatschappij het eindexamen aflegt in een van de vakken kunst (beeldende vormgeving, muziek, drama of dans) in het vrije deel om te voldoen aan de verplichting dat in dat vrije deel het eindexamen tenminste één vak omvat met een normatieve studielast van tenminste 440 (vwo) en 320 (havo) studielasturen, en hij ook als onderdeel van het profieldeel reeds eindexamen aflegt in een van de vakken kunst (een andere variant), wordt het onderdeel kunst (algemeen) in het examen (en dus het centraal examen) vervangen door aanvullende verdiepende en/of verbredende onderdelen op het gebied van kunst in het schoolexamen met een normatieve studielast van ten minste 160 (vwo) en 120 (havo) studielasturen, door het bevoegd gezag te bepalen. Er is dan dus geen centraal examen. 

Het vak waarin ook centraal examen is gedaan krijgt plaats in het profieldeel. Het vak dat alleen met een schoolexamen is afgesloten staat in het vrije deel.

Kunst (beeldende vormgeving) kan niet gekozen worden in combinatie met tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving. Kunst (muziek) kan niet gekozen kan worden in combinatie met muziek.

Van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving kan er een deel uitmaken van het profiel.

MVT: Als in een citeervraag wordt gevraagd naar een specifiek woord of een specifieke woordgroep mag de leerling dan de hele zin opschrijven waar het gevraagde woord of de woordgroep in staat?

Nee, want er wordt niet naar een zin gevraagd, maar naar een woord of woordgroep. Het citeren van de hele zin (of zelfs meer tekst) zou kunnen verhullen dat de leerling het bedoelde woord niet daadwerkelijk weet, maar slechts een idee heeft waar het woord (ongeveer) staat.

MVT: De vraag is een woord, woordgroep of zin te citeren. De leerling geeft een letterlijke vertaling van het juiste woord, de juiste woordgroep of zin. Mag ik dat ook goed rekenen?

Nee, want er wordt naar een citaat gevraagd. Een citaat is altijd in de taal van de tekst. Met een vertaling voldoet de leerling niet aan de opdracht.

MVT: Het aantal open vragen varieert van jaar tot jaar; hoe kan dat?

Net zoals bij teksten (zie categorie 'Moeilijkheidsgraad') geldt dat de verdeling van het aantal opgaven (meerkeuze-, beweringenvragen, open vragen) met een bepaalde marge wordt vastgesteld. 

Zo is de richtlijn voor meerkeuzevragen: max. 60% met een marge van 7%. Dat betekent dat bij een examen van 40 vragen in principe 24 vragen van het type meerkeuze zijn, maar met de marge van 7% mogen het er ook 25 of 26 zijn.

MVT: In het examen staan woorden die niet zijn opgenomen in de (meeste) woordenboeken moderne vreemde taal - Nederlands. De betekenis kennen van deze woorden is toch cruciaal voor het kunnen beantwoorden van de opgaven?

Het gebruik van het woordenboek is één van de strategieën/vaardigheden die kandidaten kunnen hanteren bij het lezen. De betekenis van een woord uit de context halen is een andere. Verder is het zo dat het niet nodig is om álle woorden te kennen om de vragen te kunnen beantwoorden. Omgaan met woorden die je niet kent, is een belangrijke leesstrategie.

Nog een strategie is: onbekende woorden afleiden van woorden die wel bekend zijn. In het vwo-examen Engels van 2018 kwam bijvoorbeeld het woord ‘signage’ voor. Behalve dat uit de context kon worden afgeleid dat het ging om ‘bewegwijzering’, kan het woord ook worden afgeleid van ‘sign’, dat wél als bekend mag worden verondersteld.

Een derde aspect dat hier van belang is, is kennis van de wereld. De examenmakers gaan ervan uit dat leerlingen een bepaalde algemene kennis hebben en dat ze bijvoorbeeld noties als ‘evolutietheorie’, ‘CO2-uitstoot’ en ‘globalisering’ kennen zonder dat ze per se in de tekst worden uitgelegd.

MVT: Komt in elk examen hetzelfde type opgave voor?

Nee, het aantal typen opgave is in principe oneindig. De examens variëren in alle opzichten, binnen bepaalde marges. Dat geldt ook voor het type vragen, zolang de vraag maar helder en efficiënt is en leesvaardigheid toetst, is alles mogelijk.

MVT: Mag een kandidaat antwoorden op de open vragen voor de moderne vreemde talen in Word beantwoorden?

Ja, examenkandidaten mogen antwoorden op open vragen in Word beantwoorden. Een uitdraai van het Word-document moet dan worden toegevoegd aan het antwoordblad. De antwoorden op gesloten vragen moeten wel op het antwoordenblad worden genoteerd.

Aan het gebruik van een computer als schrijfgerei tijdens het examen zijn wel regels verbonden. De kandidaat mag geen toegang hebben tot verboden hulpmiddelen (zoals een digitaal woordenboek) en de opslag van het examenwerk (bijvoorbeeld printen) moet goed zijn geregeld. Zie voor meer informatie ‘Computer als schrijfgerei bij centrale examens’.

MVT: Volgens mij zijn in deze meerkeuzevraag twee antwoorden synoniem. Waarom zijn ze dan niet beide goed?

Woorden zijn doorgaans geen volle synoniemen; meestal is er sprake van gedeelde betekeniselementen. 

Neem het volgende voorbeeld: in het vwo-examen Engels van 2018 waren ‘contemptuous’ en ‘derisive’ antwoordalternatieven bij een meerkeuzevraag. Een aantal docenten claimde dat beide woorden synoniemen zijn omdat ze als synoniemen worden gepresenteerd op thesaurus.com. 

Echter, ‘derisive’ wordt pas als 2e optie gegeven (na ‘condescending’, dat er inderdaad dichter bij in de buurt komt) en andersom komt ‘contemptuous’ pas op de 8e plaats bij de synoniemen van ‘derisive’. 

Komt u in het overleg met uw vakgenoten samen tot de conclusie dat het alternatieve antwoord toch goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.

MVT: Waarom bevat niet elk examen een literaire tekst?

De examens variëren in alle opzichten van jaar tot jaar, binnen bepaalde marges: dat geldt voor het aantal teksten (dat mag variëren van 10-16), en ook voor het type teksten en de onderwerpen: de constructieopdracht geeft daarvoor slechts een indicatieve, niet-limitatieve lijst met suggesties.

MVT: Waarom zijn de teksten altijd een paar jaar oud?

De teksten van de centrale examens doorlopen een aantal fases, waarbij een groot aantal docenten betrokken is op verschillende momenten. Dit proces duurt in totaal enkele jaren, waardoor er geen hele actuele teksten in de examens kunnen zitten. 

Om te voorkomen dat de inhoud van de tekst verwarrend is omdat hij niet helemaal actueel is, wordt de datum onder de tekst vermeld. 

Voor meer informatie, zie de vraag 'Waarom staan er vaak gedateerde teksten in het examen Engels?'

MVT: Waar vind ik antwoordbladen voor de moderne vreemde talen?

De antwoordbladen worden voor vmbo, havo en vwo gelijktijdig met de opgaven geleverd. Het is verplicht om deze antwoordbladen te gebruiken bij de examens.

MVT: Wat doe ik bij een citeervraag als een leerling de hele zin heeft opgeschreven en niet alleen de eerste twee woorden?

Het gaat erom dat de leerling de juiste zin uit de tekst aanwijst; hoe de leerling dat doet, is niet relevant. Vandaar ook de opmerking: Niet fout rekenen wanneer de juiste zin (deels) verder is overgenomen of de juiste zin op een andere manier is aangewezen.

De juiste zin op een andere manier aanwijzen kan in feite op meerdere manieren:
- met alleen het eerste woord, als de beoogde zin de enige is die met dat woord begint;
- (correcte) aanduiding van de zin, met een antwoord als “derde zin van de 2e alinea”;
- de betreffende zin wordt volledig overgenomen.

Nask2: Mogen de ionladingen bij een kloppende zoutformule worden geschreven bij het centraal examen?

In de formule van een zout mogen de juiste ionladingen worden geschreven: een schrijfwijze als Na+Cl- mag worden goed gerekend.

Natuurkunde: Als in een berekening gebruik gemaakt moet worden van bijvoorbeeld dagen en/of uren, maar de kandidaat kiest voor een alternatieve eenheid (1 dag/etmaal = 24 uur, 1 uur = 3600 seconden), beïnvloedt die keuze dan de significantie?

Nee, beide zijn telgetallen, omdat het om definities gaat. Deze getallen hebben dus geen invloed op de significantie van het antwoord.

Natuurkunde: Door gebruik van een alternatieve methode (of bijvoorbeeld een andere tabel uit Binas/ScienceData) die niet in het CV staat, komt een kandidaat op een (net) ander antwoord uit. Hoe moet omgegaan worden met de marge?

Wanneer de alternatieve methode correct is, mag de oorspronkelijke marge worden toegepast op dit alternatieve antwoord.

Natuurkunde: Een kandidaat geeft het antwoord in een andere eenheid dan de in het CV vermelde eenheid. Mag het antwoord goedgekeurd worden? Ook als het geen SI-eenheid betreft?

Als het gaat om een eenheid die past bij de betreffende grootheid dan mag dat, tenzij er in de vraagstelling expliciet om een antwoord in een bepaalde eenheid wordt gevraagd. Een eventuele marge moet door de corrector worden omgerekend naar de gebruikte eenheid en in die hoedanigheid worden gehandhaafd.

Natuurkunde: Een kandidaat heeft een correct antwoord, maar niet alle deelscores komen hier expliciet in terug. Hoe moeten de punten dan toegekend worden?

De deelscores zijn bedoeld om bij een gedeeltelijk juist antwoord te beslissen hoeveel punten toegekend kunnen worden. Als een kandidaat het juiste antwoord geeft, met een toereikende bepaling, dan heeft hij recht op het volledige aantal punten, ook zonder dat iedere deelscore aantoonbaar gescoord is.

Natuurkunde: Een kandidaat maakt een fout, maar komt nog wel binnen de marge uit. Mag dit goed gerekend worden?

Nee, met de uitzondering van acceptabel afronden.

Voorbeeld 1: een rekenfout levert een antwoord op wat enigszins afwijkt van het juiste antwoord maar wel binnen de marge valt; in dit geval vervalt de completeer-deelscore.

Voorbeeld 2: de kandidaat moet de snelheid bepalen op tijdstip t uit een (x,t)-diagram. De kandidaat berekent vervolgens v = x/t (dus de helling van de grafiek tussen t = 0 en t) in plaats van v = (x/t)raaklijn, maar vindt een antwoord binnen de marge.

De methode is hier fout, en die fout moet aangerekend worden. Afhankelijk van de precieze formulering in het CV gaat dat aanrekenen via een deelscore die over deze handeling gaat of via de completeer-deelscore.

Natuurkunde: Een kandidaat maakt een fout in een berekening of redenatie, waardoor hij een deelscore misloopt. Hij komt dan ook op een ander antwoord uit. Hoe moet dan omgegaan worden met de marge?

In het geval van een fout in een berekening of redenatie, die wordt aangerekend in de deelscore, dient de oorspronkelijke marge toegepast te worden op het antwoord dat ontstaan is uit de doorrekenfout.

Voorbeeld: voor een opgave moet de kandidaat een snelheid op een gegeven tijdstip bepalen uit een (x,t)-diagram. De raaklijn wordt op een verkeerd tijdstip getekend; dit kost een deelscore. Met deze raaklijn wordt vervolgens door de kandidaat de snelheid berekend.

De corrector bepaalt in dit geval ook de snelheid op dit verkeerde tijdstip, en controleert of de door de kandidaat gevonden snelheid binnen de oorspronkelijke marges om dit gevonden antwoord valt.

Natuurkunde: Een kandidaat maakt een rekenfout bij een handeling die in een deelscore vermeld staat. Moet deze fout aangerekend worden in die betreffende deelscore of in de deelscore ‘completeren’?

Alle rekenfouten worden aangerekend via het ‘completeren’. 

Voorbeeld: 
In een deelscore staat ‘omrekenen van kWh naar J’. De deelscore kan gescoord worden als de kandidaat de handeling van het omrekenen van kWh naar J verricht. Als bij dat omrekenen een rekenfout gemaakt wordt, valt deze rekenfout onder het completeren.

Natuurkunde: Een kandidaat noteert bij een ‘toon aan dat’ vraag de juiste waarde, maar vermeldt geen eenheid. Mag dit?

Ook bij een ‘toon aan dat’ vraag moet de eenheid vermeld worden, tenzij in het cv expliciet is aangegeven dat dit niet hoeft (dan staat de eenheid tussen haakjes, of er staat een opmerking onder de deelscores).

Als gevraagd wordt ‘toon aan dat de snelheid 25,3 km/h is’, en de kandidaat noteert vervolgens ‘v = 25,3’, dan is de aantoning immers onvolledig. Natuurkundig gezien gaat het om de combinatie van getal en een eenheid die de grootte van de grootheid definieert.

Natuurkunde: Er wordt gevraagd om een hoeveelheid. Moet het antwoord een geheel getal zijn?

Wanneer gevraagd wordt een hoeveelheid te bepalen/berekenen, betekent dit niet dat er sprake is van een aftelbare grootheid. Het antwoord hoeft dus geen geheel getal te zijn. Voorbeeld: op de vraag ‘bereken hoeveel m3 aardgas verbrand wordt’ kan het antwoord in drie significante cijfers zijn: 20,8(m3).

Natuurkunde: Goed gemeten en toch buiten de marge. Mag het antwoord goed gerekend worden?

Als gevolg van verschillen in afmetingen in uitwerkbijlagen ontstaan tijdens het drukken, kan het voorkomen dat bij figuren waarin gemeten moet worden de uitkomst bij een kandidaat iets verschillen van de uitkomst in het correctievoorschrift. Het is aan de corrector om in geval van een verschil na te gaan of het verschil wordt veroorzaakt door een meetonnauwkeurigheid of door een verschil in de afmetingen op de uitwerkbijlage. Het laatste mag een kandidaat uiteraard niet worden aangerekend. In dat geval kan de marge uit het beoordelingsmodel worden toegepast op de waarde passend bij de druk van de kandidaat. 

Natuurkunde: In een vraag moet een waarde bepaald worden uit meetwaardes waardoor een lijn is getrokken; mag de kandidaat dan gebruik maken van een (of meer) van de meetwaardes, ook al liggen die niet precies op de lijn?

Dat mag, mits de uitkomst binnen de marge valt, want dan liggen de gekozen meetpunten dus dicht genoeg op de lijn. Ligt het antwoord buiten de marge, dan is dit fout.

Natuurkunde: In het CV staat ‘inzicht dat de raaklijn getekend moet worden en/of gebruik van bijv. v = (∆x/∆y)raaklijn’. Moet de raaklijn getekend zijn?

Nee, tenzij in het CV expliciet staat dat de raaklijn getekend moet worden. Wel moet bijvoorbeeld uit de gebruikte getallen blijken dat het om een raaklijn gaat. ‘Gebruik van formule v = (∆x/∆y)raaklijn’ betekent niet dat er een raaklijn getekend moet worden; dit is de formule zoals deze in de syllabus vermeld staat. Wel moeten de waarden die in de formule worden gebruikt passen bij een (denkbeeldige) raaklijn; dat kan ook een recht stuk van de grafiek rond het juiste punt zijn. Overigens kan een kromme of koorde níet het juiste antwoord opleveren, ook al valt het resultaat binnen de marge.

Natuurkunde: In het CV staat ‘toepassen van de factor 2’. De kandidaat past de factor 2 toe, maar niet op de juiste wijze. Mag ik de deelscore toekennen?

Nee. De deelscores impliceren dat de handeling juist wordt verricht. Alleen een eventuele rekenfout wordt niet via de betreffende deelscore, maar via het ‘completeren verrekend.

Voorbeeld: Er staan twee identieke draden in serie. Voor de berekening van de weerstand moet de weerstand van één draad vermenigvuldigd worden met twee. De kandidaat deelt echter door twee. De deelscore voor het toepassen van de factor 2 mag hier niet worden toegekend. Wanneer de kandidaat vermenigvuldigt met twee, maar daarbij een rekenfout maakt, kan de deelscore wel worden toegekend en vervalt de deelscore met ‘completeren’.

Natuurkunde: In het beoordelingsmodel staat de marge in een deelscore. Moet de marge in die deelscore worden aangerekend of bij het completeren?

Het betreft hier een marge op een tussenantwoord en dus verliest een leerling die deelscore als de leerling niet nauwkeurig genoeg heeft afgelezen. Als in het beoordelingsmodel de marge op de uitkomst wordt gegeven, verliest de leerling het completeerpunt als niet nauwkeurig genoeg is afgelezen.

Natuurkunde: In plaats van het maken van een berekening heeft een kandidaat de gevraagde waarde afgelezen uit een tabel in Binas of Sciencedata (evt. gebruikmakend van interpolatie). Mag dat?

Als in de vraag expliciet staat ‘bereken’ of ‘met behulp van een berekening’, dan mag dat niet. Er moet dan voor de relevante deelscores een berekening gemaakt worden. Het aflezen uit een tabel (al dan niet met interpolatie) is geen berekening maar een bepaling. Zie hiervoor eventueel bijlage 3 van de syllabus; Examenwerkwoorden bij natuurkunde. 

Natuurkunde: Kan ik het punt voor het gebruik van de formule toekennen als er voor één grootheid een juiste waarde is ingevuld en voor één grootheid een verkeerde waarde?

Dat kan. De vakspecifieke regel zegt dat voor minstens één symbool uit de formule een waarde moet zijn ingevuld die past bij de betreffende grootheid. Als naast een passende waarde voor een ander symbool een niet passende waarde is ingevuld (bv. een temperatuur in E=Pt) dan kan de leerling toch het punt voor het gebruik van de formule krijgen. Soms wordt in het beoordelingsmodel in het bolletje voor het gebruik van de formule ook één grootheid expliciet genoemd waarvoor een juiste waarde moet zijn ingevuld. Stel dat dat de t is in eerder genoemde formule dan kan de leerling het punt niet krijgen als voor t een niet passende waarde is ingevuld, ook niet als voor P wel een passende waarde is ingevuld.

Natuurkunde: Mijn vraag staat er niet tussen. Waar kan ik terecht met mijn vraag?

In de syllabus is een bijlage opgenomen met informatie voor de corrector. Als je daar ook het antwoord op jouw vraag niet kunt vinden, kun je nog kijken bij de veelgestelde vragen die niet specifiek over natuurkunde gaan. Tot slot kun je je wenden tot de Examenlijn. In de examenperiode is deze alleen bedoeld voor het melden van fouten maar buiten de examenperiode kun je daar terecht met (bijna) alle vragen over de centrale examens.

Natuurkunde: Modelstudie (domein I2) zit in het SE, hoe kan het dan dat er toch vragen over gesteld worden op het CE?

Modelstudie uit het SE is voorkennis voor het CE. Er zijn diverse specificaties in het CE waaruit blijkt dat vragen over modellen bij het CE horen.

Natuurkunde: Moet ik een foutieve notatie in een vervalreactie meerdere keren aanrekenen?

Als een leerling een foutieve notatie in een vervalreactie consequent toepast in een vraag, hoeft deze fout slechts een keer aangerekend te worden conform algemene regel vijf uit het correctievoorschrift. Hieronder staat een voorbeeld waarin dit nader wordt toegelicht.

Voorbeeld van vergelijking van een vervalreactie:

Vraag: Geef de vergelijking van de vervalreactie van promethium-147.   
Beoordelingsmodel:  maximumscore drie

Voorbeeld van een antwoord

 

 

 

 

 

 

 

Correctie leerling 1   

  • Eerste punt niet, want er staat geen bètadeeltje rechts van de pijl aangezien de notatie niet voldoet aan de voorgeschreven notatieconventies.
  • Voor het tweede punt heeft de leerling geen juiste notatie voor het samarium-isotoop. Aangezien de leerling hier dezelfde fout maakt als bij het noteren van het bètadeeltje, hoeft deze fout op grond van algemene regel vijf hier niet weer aangerekend te worden. Het tweede punt kan dus toegekend worden.
  • Het derde punt kan worden toegekend.

Correctie leerling 2   

  • Het eerste punt kan worden toegekend want er staat een bètadeeltje rechts van de pijl.
  • Het tweede punt kan niet worden toegekend omdat het samarium-isotoop onjuist genoteerd is waardoor er feitelijk geen samarium rechts van de pijl staat.
  • Het derde punt kan worden toegekend.

Leerling 2 behaalt twee punten voor deze vraag.

Natuurkunde: Soms is in een examen een bepaald inzicht bij twee verschillende vragen nodig. Dat mag toch niet?

Dit kan voorkomen op een examen. In feite is het in het geval van bijvoorbeeld rekenvaardigheden eerder regel dan uitzondering, maar het kan ook met een formule of een bepaald inzicht voorkomen.

Wel proberen we in de natuurkunde-examens te voorkomen dat de uitkomst op de ene vraag nodig is om de volgende vraag te beantwoorden. Hiertoe wordt er in een dergelijke situatie doorgaans van de eerste vraag een ‘toon aan dat’ vraag gemaakt, of wordt er gekozen voor twee deelvragen in een vraag (“voer de volgende opdrachten uit:”).

Natuurkunde: Waarom bestaan sommige vragen uit deelvragen?

Hier zijn verschillende redenen voor, die soms samen in een vraag voorkomen:

  • De deelvragen dienen om de vraag voor de kandidaten eenvoudiger te maken, door de kandidaat een aantal stappen voor te schrijven. Dit kan in de praktijk ook via het geven van een hint (“Doe eerst …”), maar dit heeft uit leestechnische overwegingen niet de voorkeur.
  • De deelvragen zijn aan elkaar gekoppeld en worden daarom bij voorkeur niet als afzonderlijke vragen gesteld.
  • Het gaat om één vraag die uit twee delen bestaat en omwille van de duidelijkheid als twee deelvragen wordt gesteld. Bijvoorbeeld: ‘geef een voorbeeld van proces A en proces B’ wordt dan ‘geef een voorbeeld van proces A’ en ‘geef een voorbeeld van proces B’.

Natuurkunde: Waarom staan niet alle oplossingsmethodes in het correctievoorschrift?

Er komen in principe alleen verschillende oplossingsmethodes in het correctievoorschrift als de methodes dusdanig van elkaar verschillen, dat het niet evident is hoe de deelscores verdeeld dienen te worden. Daarnaast staan in het correctievoorschrift in principe alleen methodes die binnen de syllabus vallen. Het blijft natuurlijk mogelijk dat de examenmakers een alternatieve oplosmethode niet hebben voorzien, terwijl deze wel aan bovenstaande criteria voldoet. In dat geval kun je de vraag naar analogie beoordelen volgens algemene regel 3.3 van het correctievoorschrift.

Natuurkunde: Wanneer mag ik de deelscore voor het complementeren toekennen?

Zie hiervoor de vakspecifieke regels en de toelichting daarop in de syllabus.

Natuurkunde: Wanneer mag ik het punt voor een consequente conclusie wel/niet geven?

Een consequente conclusie moet consequent zijn met de voorafgaande berekening en/of redenatie. Het punt kan dus niet worden toegekend als het antwoord weliswaar juist is (i.e in overeenstemming met het cv), maar op grond van de voorafgaande stappen een andere conclusie getrokken had moeten worden. Dit betekent ook dat andersom het punt wel toegekend mag worden als de conclusie logisch volgt uit de (foutieve) berekening/redenatie, ook al is deze conclusie niet conform het cv.

Natuurkunde: Wat wordt bedoeld met ‘gebruik formule’? Wanneer mag ik de deelscore toekennen?

Zie hiervoor de vakspecifieke regels en de toelichting daarop in de syllabus.

Natuurkunde: Welke notaties in vervalvergelijkingen kan ik goed rekenen en welke niet?

In vergelijkingen van vervalreacties moeten de kandidaten gebruik maken van de in Nederland gebruikelijke notatieconventies.  

Voorbeeld van een correcte en incorrecte notatieconventie van een isotoop

 

 

 

 

Natuurkunde: Zijn bladwijzers/plakkertjes in Binas/ScienceData toegestaan?

Nee, het gebruik van ‘plakkertjes’ in Binas/ScienceData is niet toegestaan. Standaard geldt dat de Binas/ScienceData gebruikt moet worden zoals geleverd, met eventuele errata. Maatregelen die gericht zijn op (veronderstelde) verbetering van de Binas/ScienceData zijn dus niet toegestaan. Mocht voor een specifieke leerling concreet gelden dat de vorm van de Binas/ScienceData voor hem of haar een belemmering is om de informatievaardigheden te tonen, dan neemt de examensecretaris contact op met het CvTE via het contactformulier om voor die concrete situatie een oplossing te zoeken.

Scheikunde: De kandidaat noteert een tripeptide in plaats van een fragment uit het midden van de peptideketen. Kost dit de kandidaat 2 scorepunten?

Nee, dit hoeft de kandidaat geen 2 punten te kosten. Volgens algemene regel 5 mag een fout in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. We ondersteunen het antwoord met een voorbeeld. 

Scheikunde: Hoe moet een ‘indien’ bij de correctie worden gebruikt?

Afhankelijk van de formulering kan het indien op twee manieren worden opgevat:

  • Het indien is exclusief voor het in het indien beschreven antwoord: “indien het volgende antwoord is gegeven”
  • Het indien is voorbeeldmatig voor een range aan vergelijkbare fouten die je kunt maken: “indien een antwoord is gegeven als”

Scheikunde: Hoeveel significante cijfers heeft de pH bij een gegeven waarde van [H+]? En hoe zit dat andersom?

De vuistregel voor de berekening van de pH, die af te leiden is uit specificatie A8.3 in de syllabus, luidt:
Het aantal decimalen in de pH-waarde komt overeen met het aantal significante cijfers in de waarde van [H+] of [H3O+]

Voorbeeld 1:

gegeven [H+] = 1,5 x 10-2. “Bereken de pH.”

Het juiste antwoord pH = 1,82 bevat dus 2 decimalen.

Voorbeeld 2:

“Bereken hoeveel procent van het totaal aantal mol hexanoaat en hexaanzuur aanwezig is als hexaanzuur bij pH = 5,50 (T = 298 K).”

Het aantal decimalen in de pH is hier 2 dus hoort het antwoord 16 (%) in twee significante cijfers te zijn weergegeven.

Andersom geldt de vuistregel ook:
Het aantal significantie cijfers in de waarde van [H+] of [H3O+] komt overeen met het aantal decimalen in de pH-waarde.

Voorbeeld 3:

Gegeven pH = 1,82. “Bereken de waarde van [H+].”

[H+] = 1,5 x 10-2 in 2 significante cijfers.

Let op: Met ingang van 2021 wordt de significantie niet meer in elke rekenvraag beoordeeld. Voor informatie zie het artikel Significantie in de centrale examens scheikunde havo/vwo.

Scheikunde: In welke deelscore wordt weergave van de peptidegroep aan de uiteinden van het fragment van een peptideketen beoordeeld?

De peptidegroepen die de aminozuureenheden met elkaar verbinden en de afgebroken peptidegroepen aan de uiteindes van het molecuul vallen beide onder de eerste deelscore. 

Onder de laatste deelscore valt het gebruik van onder andere ~ aan de uiteindes van de keten en hoeft de wijze waarop de peptidegroepen zijn afgebroken niet opnieuw beoordeeld te worden. 

We ondersteunen het antwoord met twee voorbeeldvragen. 

Voorbeeldvraag

Geef de structuurformule van het gedeelte ~ Ser – Cys – Thr ~ (3p).

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr

 

 

 

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist

Voorbeeld 1 

Leerlingantwoord 

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, maar peptidegroepen onjuist

 

 


Beoordeling: 2 punten 

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 0
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist

Toelichting

Deze kandidaat tekent de peptidegroepen onjuist. Het consequente gevolg hiervan is dat de peptidegroep aan het rechter uiteinde ook onjuist is weergegeven. Dit alles dient beoordeeld te worden in de eerste deelscore. In de derde deelscore worden de H-atomen aan de αC‑atomen beoordeeld en het gebruik van ~ aan het begin en einde van het fragment. 

Voorbeeld 2

Leerlingantwoord 

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, fout in de afgebroken peptidegroep aan het rechteruiteinde

 

 


 

Beoordeling: 2 punten

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 0
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 1

Toelichting

Deze kandidaat maakt een fout in de (afgebroken) peptidegroep aan het rechter uiteinde en scoort daarom het eerste deelscorepunt niet. Verder zijn er geen fouten gemaakt.

Scheikunde: Is een afgekapte tussenuitkomst een afrondfout?

Een afrondfout valt onder rekenfouten (vakspecifieke regel 2). 

Een afrondfout is het onjuist afronden van de (tussen)uitkomst van een berekening. Een voorbeeld hiervan is de uitkomst 3,456 afronden naar 3,45 in plaats van 3,46. Afrondfouten dienen bij elke berekening opnieuw te worden aangerekend. 

Soms komt het echter voor dat een kandidaat een tussenuitkomst afkapt in plaats van afrondt. De uitkomst 3,456 wordt dan bijvoorbeeld genoteerd als 3,45. Als uit de daaropvolgende berekening blijkt dat de kandidaat heeft doorgerekend met de onafgeronde waarde of de juist afgeronde waarde, dient dit niet te worden aangemerkt als een afrondfout. 

De finale uitkomst van een rekenvraag mag nooit worden afgekapt en dient derhalve juist te zijn afgerond.

Scheikunde: Kan het vergeten van 2 H-atomen twee scorepunten kosten?

Ja, we bespreken het antwoord aan de hand van een voorbeeldvraag.

Voorbeeldvraag

Geef de structuurformule van het gedeelte ~ Ser – Cys – Thr ~ (3p).

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr

 

  •  
  •  
  •  
  • de peptidegroepen juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 1
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 1

Voorbeeld

Leerlingantwoord

Structuurformule van het gedeelte Ser – Cys – Thr, zonder twee H-atomen

 

 

 

 

Beoordeling: 1 punt

  • de peptidegroep(en) juist, inclusief de afgebroken peptidegroepen aan het begin en einde van de keten 1
  • de restgroepen juist 0
  • begin en einde van de peptideketen juist weergegeven, bijvoorbeeld met ~ en de rest van de structuurformule juist 0

Toelichting

Deze kandidaat vergeet twee H-atomen te tekenen. 
Eén van deze H-atomen zit in de restgroep van Thr. De tweede deelscore wordt dus niet behaald. Het andere H-atoom zit aan een van de αC‑atomen en valt daarom onder de derde deelscore. Hierdoor mist een kandidaat twee punten door het vergeten van twee H-atomen.

Scheikunde: Mijn leerling maakt een fout die niet in de deelscores terugkomt. Kan ik nu alle punten toekennen?

Als een antwoord gedeeltelijk juist is, treedt algemene regel 3.2 in werking: Indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel. 

Bij een antwoord waarin een leerling een fout heeft gemaakt, kijkt u dus naar het beoordelingsmodel bij de betreffende vraag in combinatie met de vakspecifieke regels. 

Als u alle deelscores uit het beoordelingsmodel kunt toekennen en er geen opmerking, indien of vakspecifieke regel is die voorschrijft dat punten in mindering gebracht moeten worden, kunt u alle punten toekennen ondanks de door de leerling gemaakte fout.

Scheikunde: Moet een kandidaat in vragen waarbij de significantie niet wordt beoordeeld, toch een minimum aantal significante cijfers gebruiken in zijn berekeningen?

De tussenuitkomsten en de finale uitkomst dienen te zijn weergegeven in minimaal één significant cijfer, die rekenkundig juist is afgerond.

Scheikunde: Mogen in plaats van volledig uitgeschreven berekeningen ook verhoudingstabellen worden gebruikt?

Ja, een juist ingevulde verhoudingstabel mag als een juiste berekening worden geaccepteerd.

Scheikunde: Onder welk scorepunt valt de deling aan het einde van de berekening?

Bij het beoordelen van een energieberekening bij scheikunde havo/vwo, onder welke scorebol valt het delen door het aantal mol stof?

Antwoord

We bespreken het antwoord aan de hand van een voorbeeldvraag.

Voorbeeldvraag

Gegeven is de vergelijking:

4 NH3 + 7 O2 à 4 NO2 + 6 H2O

Vraag: Bereken de reactiewarmte in J mol–1 NH3.

Beoordelingsmodel

Voorbeelden van een juiste berekening zijn:

Voorbeeld van een juiste energieberekening

 

of

Voorbeeld van een juiste energieberekening
  •  
  •  
  • juiste absolute waarden van de vormingswarmtes 1
  • verwerking van de coëfficiënten 1
  • rest van de berekening 1

Opmerking

Wanneer een antwoord is gegeven als:

Voorbeeld van een juiste energieberekening

 

 

Voorbeeld 1

Antwoord

De coëfficiënten zijn niet goed verwerkt in de berekening

 

Beoordeling: 2 punten

  • juiste absolute waardes van de vormingswarmtes 1
  • verwerking van de coëfficiënten 0
  • rest van de berekening 1

Toelichting

Deze kandidaat vergeet op het einde van zijn berekening te delen door 4. Hiermee heeft hij de coëfficiënten niet goed verwerkt. De rest van de berekening, de optelling en de verwerking van de plus en mintekens, voert hij juist uit.

Voorbeeld 2

Antwoord

De coëfficiënten zijn niet goed verwerkt in de berekening en een minteken voor de vormingswarmte van NO2

 

Beoordeling: 1 punt

  • juiste absolute waardes van de vormingswarmtes 1
  • verwerking van de coëfficiënten 0
  • rest van de berekening 0

Toelichting

Deze kandidaat vergeet te delen door 4. Hiermee heeft hij de coëfficiënten niet goed verwerkt. Bij de rest van de berekening maakt hij een tweede fout; hij zet namelijk een minteken voor de vormingswarmte van NO2.

Scheikunde: Verliest een kandidaat het punt voor het gebruik van “uitsluitend begrippen op microniveau” wanneer hij één begrip op macroniveau gebruikt?

Nee. In een dergelijke vraag waarbij het beschrijven/verklaren/uitleggen op microniveau wordt beoordeeld, wordt in de vraag altijd een macroscopische eigenschap gegeven. Wanneer dit gedeelte van de vraag bijvoorbeeld door de kandidaat wordt herhaald vóór of ná de gevraagde beschrijving/verklaring/uitleg, dan dient dit niet te worden aangemerkt als onjuist.

Voorbeeld: havo examen 2022 tijdvak 1, vraag 8

Vraag

Beschrijf op microniveau het vloeibaar worden van ammoniakgas.

Beoordelingsmodel

Een voorbeeld van een juist antwoord is: De (ammoniak)moleculen gaan dichter op elkaar zitten / worden tegen elkaar aan gedrukt / vormen waterstofbruggen / gaan sterkere vanderwaalsbindingen met elkaar aan.

  • juiste beschrijving waaruit blijkt dat de positie/interactie van de deeltjes verandert 1
  • de gegeven beschrijving van het vloeibaar worden bevat uitsluitend termen op microniveau 1

Het volgende leerlingantwoord kan dus goed worden gerekend:

“Tijdens het vloeibaar worden van ammoniakgas gaan de ammoniakmoleculen waterstofbruggen met elkaar vormen”.

Dit antwoord bevat weliswaar termen op macroniveau, maar de bevraagde beschrijving is gegeven op microniveau.

Scheikunde: Waarom staat er soms in een opmerking dat ik een antwoord mag goed rekenen dat niet het juiste antwoord op de vraag is?

In het examen scheikunde worden opmerkingen op veel manieren gebruikt. Bijvoorbeeld om, als het toetsdoel is behaald maar niet exact het gewenste antwoord is gegeven op de vraag, toch de punten te kunnen geven.

voorbeeld 1

vraag: Geef het 3-lettersymbool voor deze aminozuur-eenheid.

opmerking
Als de juiste naam of het 1-lettersymbool is gegeven, dit goed rekenen

uitleg
Het toetsdoel is in dit geval het selecteren van de juiste aminozuur-eenheid. Er wordt in deze specifieke situatie niet beoordeeld of de kandidaat onderscheid kan maken tussen de naam, het 1-‑lettersymbool en het 3-lettersymbool.

Voorbeeld 2

vraag: Geef de reactievergelijking in molecuulformules van …….

opmerking
Als in plaats van de molecuulformule van ….., de juiste structuurformule is gegeven, dit niet aanrekenen.

uitleg
Het toetsdoel is het opstellen en kloppend maken van een reactievergelijking. Er wordt in deze specifieke situatie niet beoordeeld of de kandidaat onderscheid kan maken tussen een molecuulformule en een structuurformule. 

Scheikunde: Waarom worden soms in vragen opmerkingen opgenomen over consequentiefouten met andere vragen?

In het examen scheikunde worden opmerkingen op veel manieren gebruikt. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat een consequentiefout als gevolg van een onjuist antwoord op een andere vraag, dubbel aangerekend moet worden. Algemene regel 6 van het correctievoorschrift stelt namelijk het volgende: “Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.” Dit “anders vermelden” kan bijvoorbeeld door middel van een opmerking. Staat de opmerking er niet, dan dient de fout opnieuw aangerekend te worden.

Voorbeeld

opmerking

Als een onjuist antwoord op vraag 2 het consequente gevolg is van een onjuist antwoord op vraag 1, dit antwoord op vraag twee goed rekenen.

uitleg: U beoordeelt de fout niet opnieuw. Probeer het antwoord van de kandidaat zo veel mogelijk te scoren in de geest van het correctievoorschrift

Scheikunde: Waarom wordt in het correctievoorschrift gerekend met afgeronde waarden?

In het correctievoorschrift wordt gerekend met afgeronde waarden. Dit wordt gedaan om in het correctievoorschrift één rekenvoorbeeld te kunnen geven dat aansluit bij de verschillende waarden in Binas en ScienceData. Het gebruik van andere, niet afgeronde, waarden door leerlingen kan leiden tot afwijkingen in de uitkomst. Vanzelfsprekend leiden dergelijke afwijkingen in de uitkomst in een juiste berekening niet tot aftrek van scorepunten. Een voorbeeld is vraag 2 uit het examen scheikunde vwo 2018-I.

Zie hiervoor ook het artikel Significantie in de centrale examens scheikunde havo/vwo.

Scheikunde: Wanneer moet een fout in een berekening als rekenfout worden aangemerkt?

Bij het beoordelen van fouten in een berekening dient een verschil te worden gemaakt tussen bewerkingsfouten en rekenfouten. Dit is van belang omdat op grond van vakspecifieke regel 2, per vraag voor rekenfouten samen maximaal 1 punt wordt afgetrokken van het aantal dat volgens het beoordelingsmodel moet worden toegekend.

Onder rekenfouten worden fouten verstaan als een verkeerde uitkomst uit een juiste bewerking. 

Bijvoorbeeld verkeerd overgenomen van rekenmachine, eenvoudige rekensom onjuist uit het hoofd berekend of een onjuiste omwerking naar macht (0,005 noteren als 5·103 of 5·10-2).

Bewerkingsfouten zijn fouten die rechtstreeks met de uit te voeren bewerking hebben te maken. 

Zoals de molverhouding omgekeerd gebruiken, delen in plaats van vermenigvuldigen, of onjuiste omrekening van eenheden.

Vervolgvraag

Klopt het dat een leerling die een verkeerde uitkomst uit een onjuiste bewerking noteert, alleen het bolletje voor de bewerking niet krijgt, en er niet daarbovenop nog een punt wordt afgetrokken vanwege de rekenfout?

Antwoord

Vanzelfsprekend kan ook in antwoord met een of meer onjuiste bewerkingen een rekenfout gemaakt worden maar punten die je niet kunt toekennen, kun je ook niet aftrekken. In eerste instantie dient gekeken te worden welke punten een leerling krijgt voor juiste bewerkingen in het antwoord. Als dat groter is dan 0 dan kan ook gekeken worden in hoeverre sprake is van aftrekpunten. 

Daarbij dient u naast de vakspecifieke regels ook te kijken naar de algemene regels uit het correctievoorschrift. Een fout mag maar één keer aangerekend worden.

Stel dat een leerling voor het eerste bolletje axb moet doen, maar doet a/b en maakt daarbij ook nog een rekenfout. Vervolgens moet voor het tweede bolletje de uitkomst hiervan gedeeld worden door c. Dat doet een leerling goed en rekent daarbij consequent door met zijn foutieve uitkomst van a/b. 

Dan maakt de leerling geen bewerkingsfout en geen rekenfout in het tweede bolletje. Je zou het tweede bolletje dan toe kunnen kennen zonder een punt af te trekken voor een rekenfout. Het wordt echter anders als niet duidelijk in welk deel van de vraag een rekenfout gemaakt is. Dan kan een leerling wel degelijk een punt aftrek krijgen voor een rekenfout ondanks dat hij op papier heeft laten zien te delen door c (de bewerking is dus goed).

Het is echter lastig hiervoor een algemene richtlijn op te stellen omdat er zoveel verschillende mogelijkheden zijn in waar een leerling wel of niet een fout maakt. 

Kortom, uiteindelijk is het ter beoordeling van de docent of er naast een bewerkingsfout in een vraag ook nog punten afgetrokken dienen te worden voor rekenfouten.

Scheikunde: Wat is het verschil tussen de opmerkingen “Het volgende antwoord goed rekenen” en “Een antwoord als het volgende goed rekenen”

In het examen scheikunde worden opmerkingen op veel manieren gebruikt. Bijvoorbeeld om een antwoord goed te rekenen dat eigenlijk niet helemaal klopt. Uitgaande van de (beperkte) kennis van de kandidaat, recent veranderde naamgeving etc. rekenen we in dit geval de kandidaat de fout niet aan.

Voorbeeld 1

Vraag: Geef de systematische naam van ….

Opmerking:
Het volgende antwoord goed rekenen: 2-propanol

uitleg: In het geval van “Het volgende antwoord goed rekenen”, moet het antwoord er exact staan. Alleen dan mag je het goed rekenen.

Voorbeeld 2

Vraag: Leg uit MDEA oplosbaar is in water. Gebruik in je uitleg de structuurformule van MDEA.

Opmerking:
Een antwoord als het volgende goed rekenen: MDEA bevat OH en kan daarmee waterstofbruggen vormen.

uitleg: In dit geval van “Een antwoord als het volgende goed rekenen”, hoeft het antwoord niet letterlijk zo genoteerd te worden door de kandidaat. Het antwoord uit voorbeeld 2 is erg slordig geformuleerd. Micro en macro- begrippen worden namelijk door elkaar gebruikt. Deze opmerking geeft aan dat een juiste formulering op microniveau in deze vraag niet wordt beoordeeld.

Scheikunde: Wat is het verschil tussen een afrondfout en een significantiefout?

Als de kandidaat een (tussen)uitkomst juist afrondt, maar op minder significante cijfers dan op grond van de gebruikte gegevens mag worden verwacht, maakt hij een significantiefout. We noemen dit niet‑acceptabel (tussentijds) afronden. In vragen waarbij de significantie wordt beoordeeld wordt het scorepunt voor de significantie in dat geval niet toegekend. 

Een afrondfout valt onder rekenfouten (vakspecifieke regel 2). Een afrondfout is het onjuist afronden van de (tussen)uitkomst van een berekening. 

Een voorbeeld hiervan is de uitkomst 3,456 afronden naar 3,45 in plaats van naar 3,46. Afrondfouten dienen bij elke berekening opnieuw te worden aangerekend. 

Let wel op of er ook echt sprake is van een afrondfout of van afgekapte tussenuitkomst (zie ook de veelgestelde vraag over afkappen en afronden).

Scheikunde: Wat wordt bedoeld met de absolute waarde van de vormingswarmtes?

Zie het voorbeeld hieronder. In de deelscores wordt onder ‘absolute waarde’ de waarde bedoeld, die overgenomen wordt uit het informatieboek, zonder plus of minteken. Het verwerken van plus- of mintekens valt onder ‘rest van de berekening’. Het maakt bij het eerste bolletje dus niet uit of een leerling een verkeerd teken gebruikt omdat hij optelt in plaats van aftrekt of dat de leerling de vormingswarmte in plaats van de ontledingswarmte gebruikt. Deze fouten vallen allemaal onder de laatste deelscore.

Voorbeelden van een juiste berekening zijn:

Juiste berekening absolute vormingswarmtes

 

of 

Juiste berekening absolute vormingswarmtes

 

 

 

  • juiste absolute waardes van de vormingswarmtes              1
  • verwerking van de coëfficiënten                                          1
  • rest van de berekening                                                        1

Opmerking

De volgende berekening goed rekenen:

Juiste berekening absolute vormingswarmtes

Scheikunde: Wat wordt bedoeld met “de rest van de structuurformule” in de scorebolletjes?

In het examen scheikunde wordt bij de beoordeling van structuurformules het laatste scorebolletje vaak geformuleerd als “de rest van de structuurformule”. Soms staat daarachter nog toegevoegd “in een structuurformule die voldoet aan de covalentieregels”. In feite wordt in beide gevallen hetzelfde bedoeld: de rest van de juiste structuurformule, ofwel: de rest van het antwoord op de vraag. Dat is kortgezegd het gedeelte dat nog niet in de andere scorebolletjes is beoordeeld. Verder is het essentieel voor het behalen van dit scorepunt dat de door de leerling gegeven structuurformule voldoet aan de covalentieregels.  

Als “de rest van de structuurformule” alleen gaat om het aanvullen van de structuurformule met waterstofatomen, dan mag het punt ook worden toegekend als door gevolg van een eerder beoordeelde fout een leerling meer of minder H-atomen moet tekenen om te voldoen aan de covalentieregels. 

Scheikunde: Welke eisen worden in de centrale examens gesteld aan structuurformules?

In de centrale examens worden vaste richtlijnen gehanteerd voor de schrijfwijze van structuurformules. Deze richtlijnen zijn te vinden in bijlage 3 van de syllabus. Van kandidaten wordt verwacht dat zij structuurformules volgens deze richtlijnen noteren, tenzij in de vraag anders is aangegeven.

Scheikunde: Welke naamgeving wordt gehanteerd in het examen?

Volgens de nieuwe IUPAC-naamgeving worden twee-atomige niet-binaire moleculaire stoffen zoals O2 en H2, dizuurstof en diwaterstof genoemd.

In het examen worden de namen van de stoffen getoetst zoals aangegeven in de specificatie B1.4 (syllabus 2024) en de specificatie M1.1 (syllabus 2024). In deze specificatie wordt niet naar de IUPAC-naamgeving verwezen. Daarom wordt in examens de oude naamgeving gehanteerd. Wanneer een kandidaat de nieuwe naamgeving gebruikt, dient dit natuurlijk goed te worden gerekend. Dit valt onder algemene regel 3.3 (vakinhoudelijk juist).

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met een juiste berekening die niet in het beoordelingsmodel staat?

Als een leerling een berekening opschrijft die niet is voorzien in het beoordelingsmodel, maar die vakinhoudelijk correct is, kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3* van het correctievoorschrift.

*Regel 3.3: indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met het antwoord van een leerling als deze gebruikmaakt van een verhoudingstabel?

Als een leerling in het antwoord gebruikmaakt van een tabel waarin de verhoudingen vakinhoudelijk correct zichtbaar worden gemaakt (de zogenaamde verhoudingstabel) dan kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3 (regel 2.3 voor digitale examens)* van het correctievoorschrift .
 

*Regel 3.3 (2.3 voor digitaal): indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.
 

Wiskunde: Hoe ga je om met de opmerking ‘of nauwkeuriger’ in het beoordelingsmodel wiskunde vmbo?

Als achter de uitkomst in het beoordelingsmodel ‘of nauwkeuriger’ staat, mag een kandidaat de uitkomst ook in meer decimalen geven dan het antwoord in het beoordelingsmodel. Hierbij is wel de voorwaarde dat het antwoord met meer decimalen goed is afgerond.

Voorbeeld

Stel dat in het beoordelingsmodel als uitkomst 3,34 (of nauwkeuriger) staat en dit een afronding van 3,34379 is. Een leerling geeft als eindantwoord 3,3437. Het getal 3,3437 is dan wel nauwkeuriger dan 3,34 maar is in dit geval niet juist afgerond. Een leerling verliest in dit geval helaas 1 scorepunt door het verkeerd afronden.

Wiskunde: Hoe ga je om met tussentijds afronden in het wiskunde vmbo-examen?

In de syllabus staat dat leerlingen moeten weten dat voortijdig afronden (of afkappen) ongewenste gevolgen kan hebben voor een gewenste nauwkeurigheid. Aan het werk van een leerling is niet te zien of een leerling een tussenantwoord afgerond of afgekapt heeft opgeschreven, maar daarna heeft doorgerekend met het niet afgeronde antwoord in de rekenmachine.

Daarom is de stelregel dat tussenantwoorden afgerond of afgekapt genoteerd mogen worden. Als corrector kijk je naar het eindantwoord. Als dat juist is, mag de corrector ervan uitgaan dat de leerling niet tussentijds heeft afgerond. Als daarentegen bij een vraag wordt doorgerekend met tussenantwoorden die afgerond of afgekapt zijn, en dit leidt tot een ander eindantwoord dan wanneer doorgerekend is met niet afgeronde tussenantwoorden, dan wordt dit gezien als een rekenfout en wordt bij de betreffende vraag 1 scorepunt in mindering gebracht.

In het beoordelingsmodel staan achter tussenantwoorden vaak puntjes, bijvoorbeeld 3,28… . Dit is om aan te geven dat in het beoordelingsmodel niet het hele tussenantwoord staat. Er zijn correctoren die van leerlingen verwachten dat zij ook puntjes achter een tussenantwoord zetten. Maar het is niet nodig dat leerlingen dit ook doen. Het mag, maar het hoeft niet. 

Wiskunde: Hoe moet een kandidaat een betrouwbaarheidsinterval afronden op het centraal examen bij wiskunde A havo?

Wanneer in het examen om een betrouwbaarheidsinterval wordt gevraagd en daarbij wordt aangegeven dat het antwoord in een bepaald aantal decimalen moet worden gegeven, dan dient de kandidaat dit volgens de normale afrondregels te doen. Een antwoord waarbij bijvoorbeeld de grenzen ‘naar buiten toe’ zijn afgerond, dient als onjuist te worden aangemerkt. Stel dat de grenzen '2,37…' en '2,82…' op één decimaal moeten worden afgerond, dan geeft dat 2,4 en 2,8 en bijvoorbeeld niet 2,3 en 2,9.

Wiskunde: Mogen andere antwoorden worden goedgekeurd bij een opgave over betrouwbaarheidsintervallen dan het cv aangeeft, als leerlingen een GR gebruiken die nauwkeuriger waarden aangeeft?

Vanaf de examens in 2025 zal er in de opgave verwezen worden naar het formuleblad. De leerlingen worden hiermee verplicht om het betrouwbaarheidsinterval uit te rekenen met behulp van het formuleblad. Andere antwoorden worden fout gerekend.

Wiskunde: Mogen leerlingen bij wiskunde B gebruikmaken van formules geleerd bij wiskunde D?

Tegenwoordig zit het onderdeel analytische meetkunde in het CE Wiskunde B. Je moet hierbij de afstand van een punt tot lijn kunnen berekenen. Bij het vak Wiskunde D hebben kandidaten hier een formule voor geleerd: 

Voor de afstand van punt 

P(x_p,y_p)

tot lijn 

l: ax + by = c

 geldt:

d(P,l) = \frac{|ax_{p}+by_{p}-c|}{\sqrt{a^2+b^2}}

Is het toegestaan deze formule ook te gebruiken bij het CE Wiskunde B, of moet het via de drie stappen?

De algemene regels in het correctievoorschrift schrijven voor dat aan een vakinhoudelijk correct antwoord op een vraag alle punten toegekend moeten worden. Dat geldt ook voor een antwoord waarin niet is voorzien in het beoordelingsmodel bij de vraag1. Ook als een leerling een gedeeltelijk juist antwoord geeft volgens een alternatieve oplossingsmethode, dan zegt algemene regel 3.3 dat deelscores kunnen worden toegekend in de geest van het beoordelingsmodel. Zeker bij leerlingen die wiskunde D volgen naast wiskunde B ligt het voor de hand dat dit vaker voorkomt. Maar ook kennis opgedaan bij andere vakken of uit eigen interesse kan gebruikt worden. We mogen niet van leerlingen verwachten dat zij bedenken waar ze iets geleerd hebben voordat zij een oplossingsstrategie kiezen.

Desondanks is het mogelijk dat een vraag op een zodanige manier wordt gesteld dat een leerling niet vrij is in de keuze van een oplossingsstrategie en dus bijvoorbeeld de genoemde formule voor de afstand van een punt tot een lijn niet bij de beantwoording van de vraag kan worden gebruikt.


1 In het correctievoorschrift worden alleen die oplossingsmethoden opgenomen die te verwachten zijn op grond van de kennis waarover een leerling geacht wordt te beschikken bij het vak wiskunde B.

Hulpmiddelen en passend examineren

Heeft een kandidaat met dyslexie recht op verlenging van examentijd?

Ja. Voor een kandidaat met dyslexie met een geldige deskundigenverklaring kunnen de examencondities aangepast worden op grond van een verklaring van een deskundige (artikel 3.54 Uitvoeringsbesluit WVO). De volgende aanpassingen kunnen worden gedaan:

  • Verlenging van de examentijd (voor het CE maximaal 30 minuten).
  • Auditieve ondersteuning.
  • Gebruik van een laptop.

Zie artikel 3.54 Uitvoeringsbesluit WVO.

Hoeveel tijdverlenging is er mogelijk voor een kandidaat met dyslexie bij het cspe?
Bij het cspe mag een kandidaat met dyslexie met een geldige deskundigenverklaring gebruik maken van een maximale tijdverlenging van 15 minuten per onderdeel.

Mag de computer bij alle vakken worden gebruikt?

De computer kan worden toegestaan als schrijfgerei bij alle vakken. Bij het ene vak is dat meer zinvol dan bij het andere. 

Mag de computer gebruikt worden of moet de kandidaat zijn antwoorden in de uitwerkbijlage schrijven?

Bij sommige centrale examens worden uitwerkbijlagen geleverd. Soms is het praktisch niet goed mogelijk dat de kandidaat op een andere manier antwoordt dan via de uitwerkbijlage. In dat geval is iedere kandidaat voor zijn antwoord aangewezen op de uitwerkbijlage. Kandidaten met een ondersteuningsbehoefte kunnen in dit geval als nodig gebruik maken van een teken/schrijfhulp. Er zijn ook centrale examens waarbij de uitwerkbijlage niet noodzakelijk is, maar het de kandidaat (en de correctoren) wel kan helpen bij de structurering van het werk. In dat geval is de uitwerkbijlage een toegestaan hulpmiddel waarvan het gebruik niet verplicht is. Het is goed de manier van werken te vermelden in het proces-verbaal.

Mag de kandidaat zijn eigen laptop bij het CE gebruiken?

De voorschriften zeggen daarover niets. Het is aan de school om te bepalen of in dat geval een controle op verboden zaken goed mogelijk is.

Mag de school helemaal zelf bepalen wie de computer gebruikt?

Het is de schooldirecteur die beslist. Zoals bij alle beslissingen is het daarbij wel zaak dat hij zijn beslissing kan verantwoorden. Hij kan computergebruik toestaan voor alle kandidaten die dat wensen of alleen voor kandidaten met een specifieke ondersteuningsbehoefte.

Mag een kandidaat met potlood of uitwisbare pen schrijven of Tipp-Ex gebruiken bij het maken van examens?

Omdat hier geen expliciete regelgeving voor is, bepaalt de school dit. De meeste scholen staan het vanwege fraudegevoeligheid niet toe en nemen het besluit hierover op in het examenreglement.

Moet het gebruik van de computer aan de Inspectie worden gemeld?

Omdat in beginsel het computergebruik voor alle kandidaten is toegestaan, hoeft strikt formeel het gebruik van de computer niet aan de inspectie te worden gemeld. 

Waar heeft een leerling met dyscalculie recht op bij het centraal examen?

De leerling met een officiële dyscalculieverklaring heeft recht op 30 minuten extra tijd bij het centraal examen waarbij rekenen een rol speelt. Ook mag de leerling gebruik maken van de standaard rekenkaarten die zijn uitgegeven door het College voor Toetsen en Examens. Daarnaast is het mogelijk dat de school een zelf ontwikkelde rekenkaart aanbiedt als deze geen afbreuk doet aan de te toetsen exameneisen.

De centrale examens waarbij rekenen een rol speelt, zijn onder meer wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, economie en bedrijfseconomie. Mogelijk zijn er meer vakken waarbij de leerling met dyscalculie de hulpmiddelen wil inzetten, neem dan contact op met het CvTE via het contactformulier.

Waar vind ik informatie over examineren van kandidaten met een ondersteuningsbehoefte?

In de handreiking Passend examineren centrale examens vo is een uitvoerige beschrijving gegeven van de kaders waarbinnen de school mag handelen. Als de kandidaat aanpassingen nodig heeft die buiten de kaders vallen, neemt de school contact op met het CvTE.

Zie ook artikel 3.54 van het Uitvoeringsbesluit WVO.

Welke hulpmiddelen zijn toegestaan bij de cspe’s?

De toegestane hulpmiddelen zijn bij regeling vastgesteld. Voor de cspe’s zijn de toegestane hulpmiddelen te vinden in bijlage 1A van de regeling:

De informatie over de benodigde materialen, grondstoffen, gereedschappen en/of hulpmiddelen bij de praktische opdrachten van het cspe wordt elk jaar in de instructie voor de examinator meegedeeld. Deze instructie voor de examinator maakt deel uit van zending A. Zending A komt in de eerste helft van februari beschikbaar voor de scholen. Is het noodzakelijk dat scholen vroegtijdig over informatie aangaande te gebruiken gereedschappen, grondstoffen, aan te schaffen plantmateriaal en andere materialen moeten beschikken, dan wordt hiervan melding gemaakt in de vakspecifieke mededelingen per vak in de Septembermededeling/Maartaanvulling.

Het gebruik van een woordenboek Nederlands is bij deze praktische examens sinds het examenjaar 2022 toegestaan.

Voorbereiding

Waar kan ik oude examenopgaven en antwoorden vinden?

Examens vanaf 2018 zijn terug te vinden op deze website door achtereenvolgens te kiezen voor een examenjaar, een niveau en een vak.

Alle informatie en oefenexamens van 2002-2017 zijn te vinden via de archiefwebsite. Helemaal bovenaan en onderaan elke pagina van Examenblad staat een link naar het archief van Examenblad 2002-2017. Je kunt op elke pagina van de website via deze menu's naar bijvoorbeeld oude examenopgaven gaan.

Daarnaast zijn oude examens te vinden op cito.nl en alleexamens.nl. Examenopgaven voor kandidaten met een visuele beperking vind je op eduvip.nl. Op Examenblad.nl staan alleen de papieren examens. Voorbeelden van digitale centrale examens zijn te vinden op de online oefenomgeving van Facet: oefenen.facet.onl.

In verband met de auteursrechten zijn de (kleuren)bijlagen van de examens van de kunstvakken tot 2016 niet gepubliceerd. Vanaf 2016 worden de kleurenbijlagen gepubliceerd op de examenpagina’s op Examenblad.nl. 

Let op: Wijzigingen in examenprogramma's kunnen ertoe leiden dat oude examens als voorbereiding minder relevant zijn. Meestal zijn de recente examens de beste voorbeelden.

Waar kan ik terecht met vragen en opmerkingen over het examenprogramma of de syllabus?

Examenprogramma
De examenprogramma's worden door de minister op hoofdlijnen vastgesteld. In het examenprogramma staat hoe de leerstof is verdeeld over het centraal examen en het schoolexamen. Heb je een vraag of opmerking over het examenprogramma, dan kun je die stellen via het contactformulier van Informatie Rijksoverheid.

Meer informatie over examenprogramma’s vind je op de onderwerppagina ‘examenprogramma’s’.

Syllabus
De syllabi worden vastgesteld door het CvTE. Heb je een vraag of opmerking over een syllabus, vul dan het contactformulier op Examenblad.nl in. Meer informatie over de totstandkoming van syllabi vind je op de onderwerppagina ‘syllabi’.

Wanneer moet de keuze voor het beeldend examenvak CPE vmbo gemaakt worden?

Er is een examenprogramma 'beeldende vorming' dat geldt voor alle vier de beeldende vakken. De kandidaten kiezen één van de beeldende vakken als examenvak. Dat vak wordt ook vermeld op de cijferlijst en het diploma.

Voor wat betreft het centraal examen geldt bij het bestellen van de centrale examens er één code voor de beeldende vakken wordt gehanteerd. Dus daar wordt geen onderscheid gemaakt tussen de zes verschillende vakken (audiovisuele vormgeving 0420, film 0421, fotografie 0422, handvaardigheid/handenarbeid 0417, handvaardigheid/textiele werkvormen 0419 en tekenen 0418). Dit onderscheid wordt wel gemaakt bij het melden van de examengegevens in ROD.

Scholen kunnen de definitieve keuze voor welk beeldend vak uiteindelijk op de cijferlijst vermeld wordt lang voor zich uitschuiven. De keuze moet definitief worden gemaakt bij het doorgeven van de schoolexamencijfers voor aanvang van het eerste tijdvak. Belangrijk is dat een kandidaat bij het behalen van een diploma voldoet aan de eisen van het schoolexamen voor de onderliggende vakken zoals uitgewerkt in het PTA en de eisen van het centraal examen.

Wat zijn de examenonderwerpen voor de klassieke talen en hoe worden ze gekozen?

De examenonderwerpen voor de klassieke talen worden in de syllabus bekendgemaakt. In de syllabus staan de examenonderwerpen voor het examenjaar waarvoor de syllabus geldt en voor de twee examenjaren daarna. Je vindt de examenonderwerpen in de tabel in hoofdstuk 1 van de syllabus.

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) denkt elk jaar na over welke auteur en/of welk genre in welk examenjaar het beste getoetst kan worden. Hierbij wordt ook gekeken naar hoe de examens van een auteur en/of een genre in eerdere examenjaren zijn ontvangen. Kortom, er wordt gekeken naar wat aandachtspunten zijn bij de keuze voor een nieuw examenjaar.

De keuze van het CvTE, wordt vervolgens besproken met de vakvereniging VCN (Vereniging Classici Nederland). Na dit overleg met de vakvereniging wordt de keuze definitief.

Als de keuze definitief is, bespreekt het CvTE met de vakvereniging ideeën voor een pensum. Het CvTE doet vervolgens een voorstel aan de vakvereniging. Dit voorstel bevat meer teksten dan uiteindelijk in de syllabus worden opgenomen. Een groep docenten van de vakvereniging kijkt hiernaar en geeft aan welke selectie van teksten de voorkeur heeft en doet eventueel nog aanvullende suggesties. De reacties vanuit de vakvereniging worden door de vaststellingscommissie van het CvTE meegewogen bij het definitief vaststellen van het pensum.

Welke stof moet ik leren voor mijn examen?

Op de examenpagina van het betreffende vak zijn een examenprogramma en een syllabus gepubliceerd (kies: het examenjaar, schoolsoort, vak).

Het examenprogramma beschrijft de kennis, het inzicht en de vaardigheden waarop elke leerling bij het examen (schoolexamen en centraal examen) wordt beoordeeld.

De leerstof uit het examenprogramma voor het centraal examen is uitgewerkt in een syllabus.

Je docent moet ervoor zorgen dat je les krijgt over de examenstof die in het examenprogramma en de syllabus beschreven is. Mocht je vragen hebben, dan kun je die het beste stellen aan je eigen docent.

Afname

Hoe ga ik om met het begrip richttijd bij profielvak-cspe's?

De aangegeven richttijd van een onderdeel van het cspe is de netto-examentijd die een kandidaat ter beschikking heeft voor het maken van de opdrachten in dat onderdeel. Uitgangspunt hierbij is telkens een doorsnee-situatie van de inrichting, outillage en gereedschap.

De afname van een cspe verloopt niet op alle scholen op precies dezelfde manier. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de outillage en de inventaris, nodig voor het onderwijs in het profielvak en de afname van een profielvak-cspe, niet op alle scholen hetzelfde is. Het bevoegd gezag van de scholen is verantwoordelijk voor de gebouwen en inrichting en outillage ten behoeve van het onderwijs en dus ook examinering. Het CvTE kan hierover geen voorschriften verstrekken.

Dit maakt het lastig voor examenmakers om voor een afname nauwkeurig aan te geven wat de netto-tijd als deel van de totale afnametijd is die de kandidaat verbruikt, en welk deel van de gebruikte tijd niet tot de netto-tijd behoort.

Hieronder enkele voorbeelden die gevolgen kunnen hebben voor de totaal benodigde examentijd.

  • Als kandidaten een menu moeten maken, zal de benodigde examentijd deels bepaald worden door het gebruik van het type kookunit (gas, elektra, inductie).
  • Als kandidaten bij techniek gereedschappen moeten gebruiken, zal de benodigde examentijd afhankelijk zijn van het type gereedschap, de kwaliteit van het gereedschap en de beschikbaarheid in aantallen voor de kandidaten. Verder kan het voorkomen dat kandidaten op elkaar moeten wachten.
  • Voor werken met levende have geldt vanuit een andere invalshoek hetzelfde. Voorbeeld: een koe beoordelen, vastzetten etc. De ene koe is de andere niet; je hebt er wel eens een die echt niet de goede kant op wil. Dat kan aan de kandidaat liggen, maar ook aan de koe.
  • Een heg snoeien met een heggenschaar. De ene schaar is de andere niet. Dat heeft invloed op de toegestane tijd. De ene heg bevat net wat meer dikke takken dan de andere. De opdracht is identiek, maar de kandidaten krijgen niet exact dezelfde klus voor de kiezen.
  • Het maken van een verharding. De ene kandidaat maakt een verharding in een zandbed, de andere moet de verharding realiseren in een zwaardere grondsoort.
  • De inrichting van de afnamelokaliteiten en looplijnen hebben invloed op de totale examentijd.

De examinator schat in hoeveel tijd de kandidaten nodig hebben voor een onderdeel uitgaande van de situatie van de school. Vaak volstaat de aangegeven richttijd voor een onderdeel als netto-examentijd voor de kandidaat voor dat onderdeel. Soms is op voorhand al in te schatten dat de richttijd van een onderdeel om dat onderdeel te kunnen maken op de school niet volstaat. De examinator schat dan op voorhand in hoeveel extra tijd gezien de specifieke situatie op de school nodig is om het onderdeel adequaat door de kandidaten te kunnen laten maken. Hij/zij vermeldt dat in het protocol van afname onder vermelding van de reden(en) ervan, en stelt de kandidaten hiervan op de hoogte voorafgaand aan de start van het betreffende onderdeel.

Het zelf maken van het cspe voorafgaande aan de afname geeft de examinator inzicht in de benodigde afnametijd per onderdeel in de specifieke schoolsituatie. Op deze wijze kan op voorhand al rekening gehouden worden met eventueel extra benodigde afnametijd voor een onderdeel.

Stel dat twee kandidaten te weinig tijd hebben

Als na het verstrijken van de richttijd twee van de tien kandidaten het examenwerk nog niet hebben afgerond, hanteert de examinator de richttijd. Het is waarschijnlijk dat die twee kandidaten gewoon te traag zijn. De beide kandidaten dienen hun werk in te leveren.

Stel dat bijna alle kandidaten vlak voor het verstrijken van de toegestane richttijd het onderdeel bij lange na niet afgerond hebben

en...

de oorzaak blijkt te liggen in een schoolspecifieke situatie (inrichting, outillage gereedschappen), die bij de voorbereiding op de afname niet onderkend is

en ...

de oorzaak niet ligt/niet kan liggen in het ontbreken van geoefendheid, vaardigheid en/of in onvoldoende mate efficiënt werken van de kandidaten.

Dan heeft de examinator mogelijk de richttijd in relatie tot de schoolspecifieke situatie voor dat onderdeel niet juist ingeschat.

Om de kandidaten hiervan niet de dupe te laten worden geeft de examinator in deze situatie bovenop de aangegeven richttijd op basis van redelijkheid alsnog extra tijd.

In het protocol geeft de examinator alsnog aan hoeveel extra tijd hij/zij toestaat bovenop de richttijd van het onderdeel onder vermelding van de reden(en) ervan. De examinator geeft aan dat de kandidaten een X aantal minuten extra tijd krijgen voor het maken van dat onderdeel.

In alle andere situaties waarin de examinator de richttijd aanpast aan de schoolspecifieke situatie, is deze aanpassing vooraf vastgelegd in het protocol van afname onder vermelding van de reden(en) ervan. Voorafgaand aan de start van de afname van het onderdeel is aan de kandidaten medegedeeld hoeveel extra tijd bovenop de richttijd ze voor dat onderdeel hebben.*

Tijd over bij het ene onderdeel inzetten bij het onderdeel?

De richttijden gelden per onderdeel van het profielvak-cspe. Daarom is het niet toegestaan dat als een kandidaat bij een onderdeel (bijvoorbeeld onderdeel A), tijd overhoudt, hij deze tijd alsnog benut bij het maken van een ander onderdeel (bijvoorbeeld onderdeel C).

Hoeveel kandidaten kan een examinator tegelijkertijd beoordelen bij een cspe?

Er spelen hier twee zaken:

  • het toets-technisch advies in de instructie voor de examinator
  • de wet- en regelgeving (zie ook antwoord op vraag: Moet er bij de afname van het cspe een tweede examinator aanwezig zijn)?

Bij diverse opdrachten wordt een advies gegeven over het aantal kandidaten dat tegelijkertijd door een examinator beoordeeld kan worden. Dit advies wordt meestal gegeven bij opdrachten die direct moeten worden beoordeeld. Denk daarbij aan procesbeoordelingen, klant- of oplevergesprekken, handelingsopdrachten en rollenspelen.

Voorbeeld: de samenstellers van het examen geven bij een specifieke opdracht het advies dat een examinator alle beoordelingsaspecten goed kan beoordelen bij maximaal vier kandidaten tegelijkertijd. Deze adviezen staan niet alleen in de Instructie voor de Examinator, maar worden jaarlijks in november ook in het 'Overzicht onderdelen en ICT' per profielvak-cspe gepubliceerd op Examenblad.nl, op de examenpagina van elk afzonderlijk profielvak.

Als u van mening bent dat in uw situatie (bijvoorbeeld door de lokaalinrichting/werkopstelling) alle beoordelingsaspecten van een bepaalde opdracht tegelijkertijd bij meer dan vier kandidaten beoordeeld kunnen worden door een examinator dan kunt u daar bij de organisatie van de afname rekening mee houden. Omgekeerd kan het natuurlijk ook zijn dat, gezien de lokaalinrichting/werkopstelling, een school besluit maar drie kandidaten tegelijkertijd door een examinator te laten beoordelen.

Leidend is de vraag of de kwaliteit van de beoordeling op orde is. Dit is de verantwoordelijkheid van de schoolleiding. Het bevoegd gezag van de scholen is ertoe gehouden de kwaliteitszorgsystematiek met betrekking tot toetsing en examinering beschreven te hebben, te onderhouden en hiernaar te handelen. Die moet ook kunnen volstaan als, op enig moment, (ouders/verzorgers van) kandidaten kritische vragen stellen over de wijze van beoordeling door betrokken examinator(en).

Een tweede examinator moet betrokken zijn bij de beoordeling van het cspe conform artikel 3.27 lid 1 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Artikel 3.27 Beoordeling centraal examen cspe vmbo door tweede examinator:
Lid 1: 1. Voor het cspe van het eindexamen vmbo vindt de beoordeling ook plaats door een tweede examinator.

Omwille van de kwaliteit van de observatie en beoordeling adviseert het CvTE daarom een tweede examinator aanwezig te laten zijn bij de afname als een kandidaat handelingen uitvoert die tijdens het uitvoeren ervan moeten worden beoordeeld.

Is het toegestaan af te wijken van de aangegeven volgorde van opdrachten bij een profielvak-cspe?

De school bepaalt zelf de volgorde waarin de onderdelen van een profielvak-cspe worden aangeboden. In de instructie voor de Examinator is specifieke informatie gegeven over de volgorde van de opdrachten binnen een onderdeel. Indien er sprake is van een vaste volgorde, dan staat dit aangegeven.

Mag tijd die over is van het ene onderdeel ingezet worden bij het andere onderdeel?

De richttijden gelden per onderdeel van het profielvak-cspe. Daarom is het niet toegestaan dat als een kandidaat bij een onderdeel (bijvoorbeeld onderdeel A), tijd overhoudt, hij deze tijd alsnog benut bij het maken van een ander onderdeel (bijvoorbeeld onderdeel C).

Dit antwoord is niet van toepassing op kandidaten met een ondersteuningsbehoefte.

Moet er bij de afname van het cspe een tweede examinator aanwezig zijn?

De school heeft bij de cspe’s meer vrijheid om de beoordeling van de tweede examinator aan te laten sluiten naar de mogelijkheden in de eigen schoolomgeving. Over het algemeen zal dit betekenen dat de tweede examinator aanwezig zal zijn bij de afname als een kandidaat handelingen uitvoert die tijdens het uitvoeren ervan moeten worden beoordeeld. In het correctievoorschrift staat wanneer een handeling beoordeeld moet worden tijdens de uitvoering. Daarna moet er overleg plaatsvinden over de geobserveerde handelingen en de score. Dit betekent dat een tweede examinator de gemaakte opdrachten mede beoordeelt.

Opdrachten waarbij de eerste examinator het eindresultaat beoordeelt, kunnen door de tweede examinator naderhand worden beoordeeld. De tweede examinator hoeft dan dus niet aanwezig te zijn bij de afname van deze opdrachten.

Het bevoegd gezag van de scholen is verplicht de kwaliteitszorgsystematiek met betrekking tot toetsing en examinering beschreven te hebben, te onderhouden en hier naar te handelen. 

De regels voor de inzet van een tweede examinator zijn beschreven in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 artikel 3.26 en 3.27.

Wat doet het College voor Toetsen en Examens (CvTE) als een examen te lang was?

Bij het ontwikkelen van de examens, besteedt het College voor Toetsen en Examens (CvTE) aandacht aan de vraag of het examen in de toegestane tijd past. Toch kan achteraf blijken dat het examen te lang was. Conclusies over de lengte van het examen kunnen niet eerder worden getrokken dan bij de normeringsvergadering. Docenten kunnen na het nakijken van het examen in Wolf of Facet aangeven wat zij van de lengte van het examen vonden. Bij de toets- en itemanalyse van het examen wordt onderzocht of de afnamegegevens aanwijzingen bevatten waaruit blijkt dat het examen te lang was.

Worden elk jaar dezelfde typen vragen gesteld in de examens Engels?

De verdeling over type vragen ligt in grote lijnen vast. De meerkeuzevragen in de examens maken ongeveer zestig procent van de scorepunten uit en de andere vraagvormen ongeveer veertig procent. Andere vraagvormen zijn voorgestructureerde vragen zoals beweringenvragen, citeervragen en open vragen.

De verhouding van deze vraagvormen in een examen (bínnen die marge van ongeveer veertig procent van het totaal) ligt niet vast en ook niet welke subtypes worden gebruikt. Het kan dus gebeuren dat er een ‘nieuw’ type vraag in een examen voorkomt. 

Correctie

Bij een open vraag geven een aantal van mijn leerlingen een antwoord dat nét even anders is dan de antwoorden in het CV. Mag ik dat ook goed rekenen?

Voorbeeld: het modelantwoord is ‘het [tapijt] moest licht kunnen uitstralen/geleiden’, maar mijn leerlingen antwoorden ‘het moest licht kunnen uitzenden’ of ‘overbrengen’. 

Bovengenoemde antwoorden zijn uiteraard correct, want het zijn synoniemen van de modelantwoorden: 'uitzenden' ≈ 'uitstralen'; 'overbrengen' ≈ 'geleiden'.

Een leerling geeft een heel ander antwoord dan het antwoordmodel, maar dat is volgens mij ook goed. Wat moet ik doen?

Daarvoor overleg je met je vakgenoten, binnen of buiten de vaksectie op school. 

Daarbij kan regel 3.3 van de Algemene regels van het cv behulpzaam zijn: “indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.” 

Kom je in het overleg met je vakgenoten samen tot de conclusie dat een antwoord goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.
 

Er wordt gevraagd naar twee antwoorden, maar mijn leerlingen schrijven er meer op; hoe moet ik dat beoordelen?

In het correctievoorschrift staat onder 2 Algemene regels: 
“3.5 Indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal.” 

Als er twee antwoorden worden gevraagd, beoordeelt u dus alleen de eerste twee antwoorden van de kandidaat.

Het correctievoorschrift is erg streng, kan daar een aanvulling op komen?

Nee. Een correctievoorschrift dat als streng wordt ervaren, is geen reden voor een aanvulling. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt gedaan als er sprake is van een fout of een onduidelijkheid in het correctievoorschrift (zie Aanvullingen op het correctievoorschrift). 

In de techniek van het bepalen van de n-term (zie voor uitleg n-term) wordt hier automatisch rekening mee gehouden. Als een examen relatief veel makkelijke vragen bevat, wordt de n-term laag (minimaal 0,0). Bevat een examen relatief veel moeilijke vragen, dan wordt de n-term hoger. 

Hoe kan een school invulling geven aan de rol van de 2e examinator bij niet-automatisch scoorbare vragen in Facet van een CSPE-onderdeel?

Bij niet-automatisch-scoorbare opdrachten in Facet van een cspe-onderdeel is er geen mogelijkheid in Facet voor tweede correctie. Wel zijn er andere mogelijkheden om de tweede examinator bij de correctie van deze opdrachten te betrekken:

  • De tweede examinator kan betrokken worden door tegelijkertijd met de eerste examinator de antwoorden van de kandidaat in de correctiemodule van Facet te beoordelen.
  • Als de eerste examinator een beoordeling heeft gegeven, kan de tweede examinator deze bekijken en zo nodig in overleg treden met de eerste examinator over deze beoordeling. Voorwaarde is dan dat de Facet-correctiemodule nog niet afgesloten is.

Nadere toelichting
In de onderdelen van het cspe die in Facet staan, zijn opdrachten opgenomen die niet automatisch scoorbaar zijn. De antwoorden van de kandidaten worden door de examinator via de Facet-correctiemodule beoordeeld. Er is voor deze onderdelen geen mogelijkheid, zoals bij de avo-vakken, voor tweede correctie door de tweede examinator.

Bij het cspe als CE moet een tweede examinator betrokken zijn bij de beoordeling van de prestaties van een kandidaat. Deze regel is er onder meer om vergissingen tijdig te ontdekken en om zoveel mogelijk een eenduidige beoordeling van leerlingen te realiseren. Het is aan de school zelf hier vanuit het oogpunt van kwaliteitszorg op een goede wijze invulling aan te geven.

Het betrekken van de tweede examinator bij de beoordeling van de niet-automatisch-scoorbare vragen in Facet past hier bij.

Hoeveel kandidaten kan een examinator tegelijkertijd beoordelen bij een cspe?

Er spelen hier twee zaken:

  • het toets-technisch advies in de instructie voor de examinator
  • de wet- en regelgeving (zie ook antwoord op vraag: Moet er bij de afname van het cspe een tweede examinator aanwezig zijn)?

Bij diverse opdrachten wordt een advies gegeven over het aantal kandidaten dat tegelijkertijd door een examinator beoordeeld kan worden. Dit advies wordt meestal gegeven bij opdrachten die direct moeten worden beoordeeld. Denk daarbij aan procesbeoordelingen, klant- of oplevergesprekken, handelingsopdrachten en rollenspelen.

Voorbeeld: de samenstellers van het examen geven bij een specifieke opdracht het advies dat een examinator alle beoordelingsaspecten goed kan beoordelen bij maximaal vier kandidaten tegelijkertijd. Deze adviezen staan niet alleen in de Instructie voor de Examinator, maar worden jaarlijks in november ook in het 'Overzicht onderdelen en ICT' per profielvak-cspe gepubliceerd op Examenblad.nl, op de examenpagina van elk afzonderlijk profielvak.

Als u van mening bent dat in uw situatie (bijvoorbeeld door de lokaalinrichting/werkopstelling) alle beoordelingsaspecten van een bepaalde opdracht tegelijkertijd bij meer dan vier kandidaten beoordeeld kunnen worden door een examinator dan kunt u daar bij de organisatie van de afname rekening mee houden. Omgekeerd kan het natuurlijk ook zijn dat, gezien de lokaalinrichting/werkopstelling, een school besluit maar drie kandidaten tegelijkertijd door een examinator te laten beoordelen.

Leidend is de vraag of de kwaliteit van de beoordeling op orde is. Dit is de verantwoordelijkheid van de schoolleiding. Het bevoegd gezag van de scholen is ertoe gehouden de kwaliteitszorgsystematiek met betrekking tot toetsing en examinering beschreven te hebben, te onderhouden en hiernaar te handelen. Die moet ook kunnen volstaan als, op enig moment, (ouders/verzorgers van) kandidaten kritische vragen stellen over de wijze van beoordeling door betrokken examinator(en).

Een tweede examinator moet betrokken zijn bij de beoordeling van het cspe conform artikel 3.27 lid 1 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Artikel 3.27 Beoordeling centraal examen cspe vmbo door tweede examinator:
Lid 1: 1. Voor het cspe van het eindexamen vmbo vindt de beoordeling ook plaats door een tweede examinator.

Omwille van de kwaliteit van de observatie en beoordeling adviseert het CvTE daarom een tweede examinator aanwezig te laten zijn bij de afname als een kandidaat handelingen uitvoert die tijdens het uitvoeren ervan moeten worden beoordeeld.

Ik heb een taalfout in het examen gevonden, wat moet ik hiermee doen?

De examenmakers doen hun uiterste best om taalfouten in de examens en correctievoorschriften te voorkomen. Het kan helaas gebeuren dat er een taal-/stijlfout blijft staan. Alleen als de fout een juiste interpretatie van een opgave en/of correctievoorschrift in de weg staat, meld je dit via de Examenlijn. De fout kan dan mogelijk door een aanvulling op het correctievoorschrift worden rechtgezet.

Ik snap dat bij deze meerkeuzevraag A het goede antwoord is, maar antwoord B is ook goed / zit er wel heel dichtbij.

Bij een meerkeuzevraag moeten de afleiders een zekere aantrekkelijkheid hebben, anders werkt de vraag niet. Ze mogen echter niet té aantrekkelijk zijn en ze mogen zeker niet te aantrekkelijk zijn voor de goede lezers.

Deze kenmerken worden bekeken in de analyse van de Wolf-gegevens. Als een meerkeuzevraag niet aan deze criteria voldoet, wordt daarbij rekening gehouden bij de normering. 

Meldingen van docenten bij de Examenlijn over vermeende misleidende afleiders worden weliswaar inhoudelijk beoordeeld, maar de statistische analyse kan pas plaatsvinden na de afname van het examen, zoals hierboven beschreven. 

In alle gevallen moet de docent zich houden aan het cv.

In een ander medium vind ik informatie die niet overeenkomt met het cv. Wat doe ik?

Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift.

Andere media, bijvoorbeeld verslagen van examenbesprekingen of informatie op fora, kunnen nuttig zijn voor het uitwisselen van informatie met vakgenoten, om de toepassing van het cv te verduidelijken en te vergemakkelijken. Deze kanalen zijn vooral waardevol bij de beoordeling of antwoorden van leerlingen voldoen aan de kern of de strekking van een goed antwoord. Echter, er mag in geen geval worden afgeweken van het cv, tenzij algemene regel 3.3 van toepassing is.

Mogen de uitkomsten van de examenbesprekingen worden meegenomen in de correctie?

De Examenlijn hecht grote waarde aan overleg tussen docenten over de correctie van de examens en dus ook aan examenbesprekingen. Eventuele afspraken die hier gemaakt worden mogen uiteraard niet strijdig zijn met het correctievoorschrift en zijn nooit een officiële uitbreiding van het correctievoorschrift. 

Alleen het correctievoorschrift en eventuele aanvullingen uitgegeven door het College voor Toetsen en Examens zijn bindend. Docenten moeten zich altijd houden aan het correctievoorschrift voor een eerlijke behandeling van alle kandidaten. Als een docent afwijkt van het correctievoorschrift, kan hij zich daarvoor niet beroepen op verslagen van examenbesprekingen of uitspraken van vakverenigingen. Opmerkingen tijdens examenbesprekingen of discussiefora gaan niet boven het correctievoorschrift.

Als onder docenten het idee bestaat dat het correctievoorschrift niet correct/volledig is, moet de Examenlijn hierover worden ingelicht. Er kan dan zo nodig een passende maatregel worden genomen die landelijk bekend wordt gemaakt.

Twee deelscores zijn gekoppeld, is dat een fout in het correctievoorschrift?

Het kan heel soms voorkomen dat twee deelscores zijn gekoppeld. Dit is geen fout; het correctievoorschrift kan gewoon gevolgd worden. Als twee deelscores gekoppeld zijn, dan kan meestal de tweede deelscore niet gescoord worden zonder het scoren van de eerste.

Als er sprake is van een ‘consequentie’ in de deelscore, lees dan bij Natuurkunde ‘Wanneer mag ik het punt voor een consequente conclusie wel/niet geven?’.

Variant 1 blijkt veel moeilijker dan variant 2, hoe wordt hiermee omgegaan?

De moeilijkheidsgraad van verschillende varianten van een digitaal examen is vaak niet hetzelfde. Omdat er een overlap is tussen varianten worden verschillen in moeilijkheidsgraad zichtbaar in de analyse van de scores van leerlingen. Dat betekent dat voor elke variant een eigen n-term wordt vastgesteld. Voor een moeilijkere variant wordt een hogere n-term vastgesteld dan voor een makkelijkere variant. Zo maakt het voor de leerling niet uit welke variant gemaakt wordt.

Vooral mijn goede leerlingen hebben de meerkeuzevraag fout. Hoe kan dat?

Naarmate een vraag moeilijker wordt, maken meer leerlingen de vraag fout en idealiter zijn het steeds de betere leerlingen die de vraag correct beantwoorden. Of dit ook echt zo is, wordt onderzocht in de analyses die we achteraf uitvoeren, voorafgaand aan de normering. 

Als u het idee hebt dat er een probleem is met de vraag zelf, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.

Waarom doet de Examenlijn geen uitspraak over leerlingantwoorden?

De Examenlijn doet geen uitspraak over hoe de corrector een leerlingantwoord moet beoordelen. De Examenlijn gaat uit van de professionaliteit van docent en corrector. Het correctievoorschrift is bindend. Dat betekent dat alle correctoren zich aan het correctievoorschrift moeten houden. 

Als de leerling een antwoord op een open vraag geeft dat vakinhoudelijk (gedeeltelijk) juist is, voorzie dit antwoord van scorepunten in overeenkomst met het beoordelingsmodel. De algemene regel 3.3 van het correctievoorschrift is hier voor bedoeld (voor digitale centrale examens bb en kb betreft dit algemene regel 2.3). 

Als de Examenlijn leerlingantwoorden zou beoordelen, geeft zij een toelichting die het correctievoorschrift voor de betreffende corrector in feite uitbreidt of inperkt. Dat kan niet. De Examenlijn geeft alleen correcties en aanvullingen op het correctievoorschrift via een aanvulling op het correctievoorschrift dat naar alle scholen wordt gezonden.

Als uit een antwoord blijkt dat een leerling de vraag anders heeft geïnterpreteerd, geldt algemene regel 3.3 uit het voorschrift niet. Ook niet als de corrector begrip heeft voor deze misinterpretatie. In dit geval is een melding via het contactformulier op Examenloket.nl nodig en zal de Examenlijn nagaan of er mogelijk iets mis is met de vraag.

Beide correctoren oordelen vanuit hun professionaliteit of antwoorden die door kandidaten gegeven worden, vallen onder de strekking van het correctievoorschrift. De corrector handelt dan niet naar de letter van het correctievoorschrift maar wel in de geest ervan.

Waar vind ik de pooling tweede correctie?

De koppeling van de scholen voor de uitvoering van de tweede correctie, de zogenaamde pooling, wordt verricht door DUO/Examendiensten op basis van de door de scholen opgegeven aantallen kandidaten per schoolsoort per vak. De koppeling wordt in maart bekend gemaakt. De pooling staat vanaf dan op Mijn Examenblad van de examensecretaris en de plaatsvervanger.

Nadat de koppeling in maart bekend is gemaakt aan de scholen, wijst het bevoegd gezag van de school, conform artikel 3.23 Uitvoeringsbesluit WVO 2020 de gecommitteerde(n) aan. Deze aanwijzing maakt het bevoegd gezag bekend aan die scholen waarvoor zij de tweede correctie verzorgen.

Bij onvoorziene omstandigheden die leiden tot een probleem met de pooling van de tweede correctie kan de examensecretaris contact opnemen met DUO/Examendiensten via examens@duo.nl.

Waar vind ik informatie over Wolf?

Wolf is een online programma waarmee examinatoren direct na de examens leerlingresultaten doorzet naar Cito. Die gegevens zijn onmisbaar voor het bepalen van de n-termen. Als examinator kun je je gegevens 24/7 invoeren, waar je maar wilt. Je start Wolf op via een speciale link die je krijgt toegezonden via de Wolf-accountbeheerder van de eigen school. Meer informatie over Wolf staat op de website van Cito.

Wanneer en waar worden de examenbesprekingen door de vakverenigingen gehouden?

Elk jaar organiseren veel vakinhoudelijke verenigingen direct na het centraal schriftelijk examen een bespreking van de opgaven en het correctievoorschrift. Deze examenbesprekingen worden op verschillende plaatsen in het land gehouden en zijn ook open voor niet-leden. 

Op de website van het Platform VVVO vind je een overzicht van de vakinhoudelijke verenigingen.

Zie ook 'Mogen de uitkomsten van de examenbesprekingen worden meegenomen in de correctie?'.

Wanneer worden de correctievoorschriften op Examenblad.nl gepubliceerd?

De correctievoorschriften zijn kort na afloop van het examen digitaal beschikbaar (in PDF) via de website van Cito en Examenblad.nl.

De correctievoorschriften zijn op de examendag te vinden op de pagina van het afgelegde examen. De correctievoorschriften staan onder het kopje Examenrooster en -documenten.

Uitgangspunt is dat de correctievoorschriften van examens die in de ochtend zijn afgenomen dezelfde middag om 14.00 uur op Examenblad.nl staan. De correctievoorschriften van de middagzittingen van het vmbo worden om 16.00 uur gepubliceerd en van havo/vwo om 17.00 uur. Het correctievoorschrift voor vakken die meedoen aan de testcorrectie wordt later gepubliceerd.

Let op: Een correctievoorschrift is niet een verzameling goede antwoorden. Het is een bindend voorschrift waarmee een examinator het examenwerk beoordeelt en op grond waarvan hij punten toekent.

Wat als een leerling in zijn antwoord juiste informatie combineert met foute of overbodige informatie?

Als een leerling een correct antwoord geeft en ook nog correcte overbodige informatie geeft, kan het volledige aantal scorepunten worden toegekend. Maar als een leerling een correct antwoord geeft en ook nog allerlei overbodige informatie opschrijft die in tegenspraak is met het correcte antwoord, dan mogen geen scorepunten worden toegekend. Dit geldt ook als uit die informatie blijkt dat de leerling de vraag eigenlijk niet heeft begrepen.

Wat doe ik als een leerling een antwoord geeft waarvan ik niet goed weet of ik het goed of fout moet rekenen?

Daarvoor overlegt u met uw vakgenoten, binnen of buiten de vaksectie op school. Daarbij kan regel 3.3 van de Algemene regels van het cv behulpzaam zijn: “indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.”

Komt u in het overleg met uw vakgenoten samen tot de conclusie dat een antwoord goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.

Wat doe ik als een leerling een woord verkeerd heeft gespeld?

Regel 3.2 uit de Vakspecifieke regels van het correctievoorschrift luidt: “Met taalfouten wordt in de beoordeling geen rekening gehouden.” Dat geldt uiteraard ook voor spelfouten.

Wat doe ik als het antwoord op een meerkeuzevraag anders is genoteerd dan voorgeschreven?

Als het antwoord op een andere manier is gegeven, maar onomstotelijk vaststaat dat het juist is, dan moet dit antwoord ook goed gerekend worden.

Wat moet ik doen als ik geen overeenstemming met mijn eerste/tweede corrector bereik?

Als eerste en tweede corrector werkt u als een team om de leerling de totaalscore te geven die het best past bij zijn/haar prestatie. Wij gaan uit van uw professionaliteit. Het is aan u om van daaruit te beoordelen of antwoorden die door kandidaten gegeven worden, vallen onder de strekking van het correctievoorschrift. Uiteraard houdt u zich daarbij aan de algemene en vakspecifieke regels in het correctievoorschrift. Het corrigeren van examens is echter geen harde wetenschap en het correctievoorschrift biedt dan ook ruimte voor interpretatie. Onderling overleg tussen eerste en tweede corrector zal moeten uitwijzen of verschillen in de beoordeling vallen binnen deze interpretatieruimte of erbuiten.

Mocht u desondanks geen overeenstemming over de (eind)beoordeling bereiken met uw tweede corrector, kunt u het bevoegd gezag van uw eigen school inschakelen. Wanneer het bevoegd gezag van beide correctoren ook geen overeenstemming bereiken, is de volgende (en laatste) stap om de inspectie te vragen een onafhankelijke derde correctie uit te voeren. De uitkomst van de derde correctie is bindend.

De Examenlijn is in bovengenoemde situatie geen partij en beoordeelt dan ook geen individuele leerlingantwoorden. Als u in het overleg met uw tweede corrector stuit op een interpretatieverschil dat (mogelijk) veroorzaakt wordt door een onduidelijkheid in de vraagstelling of in het correctievoorschrift, kunt u dit doorgeven aan de Examenlijn via het contactformulier op Examenloket.nl.

Mocht u tot de conclusie komen dat iets fout is gerekend dat naar uw oordeel toch vakinhoudelijk juist was, dan kunt u uw collega-corrector vragen of deze bereid is het inzicht ook te overwegen. Daarbij kunt u uiteraard ook een andere vakcollega of uw examensecretaris raadplegen.

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met een juiste berekening die niet in het beoordelingsmodel staat?

Als een leerling een berekening opschrijft die niet is voorzien in het beoordelingsmodel, maar die vakinhoudelijk correct is, kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3* van het correctievoorschrift.

*Regel 3.3: indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met het antwoord van een leerling als deze gebruikmaakt van een verhoudingstabel?

Als een leerling in het antwoord gebruikmaakt van een tabel waarin de verhoudingen vakinhoudelijk correct zichtbaar worden gemaakt (de zogenaamde verhoudingstabel) dan kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3 (regel 2.3 voor digitale examens)* van het correctievoorschrift .
 

*Regel 3.3 (2.3 voor digitaal): indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.
 

Wiskunde: Hoe ga je om met de opmerking ‘of nauwkeuriger’ in het beoordelingsmodel wiskunde vmbo?

Als achter de uitkomst in het beoordelingsmodel ‘of nauwkeuriger’ staat, mag een kandidaat de uitkomst ook in meer decimalen geven dan het antwoord in het beoordelingsmodel. Hierbij is wel de voorwaarde dat het antwoord met meer decimalen goed is afgerond.

Voorbeeld

Stel dat in het beoordelingsmodel als uitkomst 3,34 (of nauwkeuriger) staat en dit een afronding van 3,34379 is. Een leerling geeft als eindantwoord 3,3437. Het getal 3,3437 is dan wel nauwkeuriger dan 3,34 maar is in dit geval niet juist afgerond. Een leerling verliest in dit geval helaas 1 scorepunt door het verkeerd afronden.

Wiskunde: Hoe ga je om met tussentijds afronden in het wiskunde vmbo-examen?

In de syllabus staat dat leerlingen moeten weten dat voortijdig afronden (of afkappen) ongewenste gevolgen kan hebben voor een gewenste nauwkeurigheid. Aan het werk van een leerling is niet te zien of een leerling een tussenantwoord afgerond of afgekapt heeft opgeschreven, maar daarna heeft doorgerekend met het niet afgeronde antwoord in de rekenmachine.

Daarom is de stelregel dat tussenantwoorden afgerond of afgekapt genoteerd mogen worden. Als corrector kijk je naar het eindantwoord. Als dat juist is, mag de corrector ervan uitgaan dat de leerling niet tussentijds heeft afgerond. Als daarentegen bij een vraag wordt doorgerekend met tussenantwoorden die afgerond of afgekapt zijn, en dit leidt tot een ander eindantwoord dan wanneer doorgerekend is met niet afgeronde tussenantwoorden, dan wordt dit gezien als een rekenfout en wordt bij de betreffende vraag 1 scorepunt in mindering gebracht.

In het beoordelingsmodel staan achter tussenantwoorden vaak puntjes, bijvoorbeeld 3,28… . Dit is om aan te geven dat in het beoordelingsmodel niet het hele tussenantwoord staat. Er zijn correctoren die van leerlingen verwachten dat zij ook puntjes achter een tussenantwoord zetten. Maar het is niet nodig dat leerlingen dit ook doen. Het mag, maar het hoeft niet. 

Wiskunde: Hoe moet een kandidaat een betrouwbaarheidsinterval afronden op het centraal examen bij wiskunde A havo?

Wanneer in het examen om een betrouwbaarheidsinterval wordt gevraagd en daarbij wordt aangegeven dat het antwoord in een bepaald aantal decimalen moet worden gegeven, dan dient de kandidaat dit volgens de normale afrondregels te doen. Een antwoord waarbij bijvoorbeeld de grenzen ‘naar buiten toe’ zijn afgerond, dient als onjuist te worden aangemerkt. Stel dat de grenzen '2,37…' en '2,82…' op één decimaal moeten worden afgerond, dan geeft dat 2,4 en 2,8 en bijvoorbeeld niet 2,3 en 2,9.

Wiskunde A, B en C: Is een vraag die 2 scorepunten waard is deelbaar?

Soms komen in een beoordelingsmodel deelscores (bolletjes) voor die 2 scorepunten waard zijn. Sinds 2019 is in het beoordelingsmodel altijd een opmerking opgenomen waarin duidelijk wordt gemaakt of deze ‘deelbaar’ is of niet. Dat staat overigens los van het feit dat op grond van vakspecifieke regel 1 op grond van een rekenfout één scorepunt in mindering wordt gebracht. Dan blijft er vanzelfsprekend nog één scorepunt over voor dit antwoordelement.

Inzage en bewaartermijn

Hoe kan ik inzage krijgen in de digitale opdrachten en vragen?

Nadat de afnamegroep is afgesloten door de afnameleider kun je de afname inzien via de inzagefunctionaliteit in Facet. De afnameplanner heeft toegang tot deze inzagefunctionaliteit. Per leerling die in de planning staat, kun je via de knop ‘inzage’ de afname doorlopen. Hierbij zie je de vraag, het antwoord van de leerling, de antwoordsleutel en de (voorlopige) score.

Meer informatie over het organiseren van de inzage vind je op de website van DUO.

Hoe lang moet je het cspe examenwerk van kandidaten bewaren?

Op de website van de Rijksoverheid staat het volgende over het bewaren van door kandidaten gemaakt examenwerk:

Hoe lang moet een school gemaakte examens bewaren?
Een school moet het werk van het centraal examen bewaren tot minimaal zes maanden na de uitslag. Dit geldt ook voor de bijbehorende cijferlijst. Leerlingen kunnen in die periode hun examen inzien. Bij het werk horen ook de opgaven die de leerling gebruikte bij de centrale examens. 

Deze regelgeving is er niet voor niets. Bewijslast over geleverde prestaties van de kandidaat kunnen aanleveren, kan essentieel zijn.

Het strikt toepassen van deze regelgeving voor de scholen bij de cspe’s is niet werkbaar. Het gemaakte werk van kandidaten omvat bij de cspe’s meer dan alleen schriftelijk werk. Daarom zijn in de Instructie voor de Examinator aanvullende richtlijnen gegeven.

1. Examendocumenten zijn in verband met de geheimhouding vanaf september openbaar. Voor de producten die door de kandidaten in het kader van het cspe gemaakt worden, geldt dat deze vanaf begin juli tentoongesteld of meegegeven mogen worden.

2. Foto- of filmopnamen van de afname mogen alleen gemaakt worden door bij de afname betrokken examenfunctionarissen die door de directeur zijn aangewezen. Kandidaten mogen alleen opnamen maken als dit onderdeel uitmaakt van een praktische opdracht. Eventuele gemaakte opnamen mogen in de afnameperiode niet toegankelijk gemaakt worden. Tot begin juli is publicatie van cspe-materiaal (foto's, filmopnamen, passages uit de examendocumenten en inhoudelijke opmerkingen) langs welke weg dan ook niet toegestaan.

CvTE advies:

Schriftelijk en digitaal deel van het werk van de cspe’s

Bewaar dit deel van het werk van de cspe’s tot minimaal zes maanden na de uitslag. Dit geldt ook voor de ingevulde correctiemodellen waarop de scores van de kandidaten zijn vastgelegd.

Gemaakte producten

Maak één of meerdere foto’s van alle gemaakte product(en), ook als deze beperkt houdbaar zijn (met daarop duidelijk zichtbaar de naam van de kandidaat/examennummer van de kandidaat) en bewaar deze eveneens minstens zes maanden in het archief.

Door kandidaten gemaakte werkstukken kunnen vanaf begin juli meegegeven worden.

Aan gemaakte producten, die beperkt ‘houdbaar’ zijn, zoals een bloemwerk, gerecht, aangelegde tuin of aangelegde installatie, kan een (her)bestemming gegeven worden. Voorwaarde is wel dat deze producten zo niet (direct) herkenbaar zijn als examenwerk van kandidaten.

Wat is de bewaartermijn van het profielwerkstuk?

Het profielwerkstuk maakt onderdeel uit van het schoolexamen. In het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 is niets geregeld over de bewaartermijn van de schoolexamens en dus ook niet van een profielwerkstuk. Het is de vrijheid van de school om te bepalen hoe lang het profielwerkstuk wordt bewaard.

Wel moet er rekening mee worden gehouden dat het profielwerkstuk onderdeel is van het schoolexamen en dat voor examenwerk in het algemeen geldt, dat het pas kan worden meegegeven of vernietigd als hiervoor regels zijn gesteld.

De rechtsvorm van de school bepaalt in hoeverre de Archiefwet van toepassing is. Scholen met een publiekrechtelijke rechtsvorm vallen, omdat ze onderdeel zijn van de overheid, voor hun gehele archiefbeheer onder de Archiefwet. Bij onderwijsinstellingen met een privaatrechtelijke rechtsvorm valt maar een deel van het archief onder de bepalingen van de Archiefwet, namelijk voor wat betreft hun openbaar gezagtaken, zoals het afnemen van eindexamens.

Op basis van de Archiefwet zijn de scholen verplicht een selectielijst op te stellen en vast te laten stellen in overleg met het Nationaal Archief. In de selectielijst moeten zij aangeven hoe lang stukken over deze onderwerpen worden bewaard. Als zo'n lijst niet is vastgesteld, dan mogen zij niets vernietigen.

Voor de scholen die vallen onder een gemeentebestuur is de selectielijst die is opgesteld door de VNG van toepassing. Andere scholen zouden zelf een selectielijst moeten opstellen. Momenteel werkt de VO Raad (Wettelijke bewaartermijnen voor openbaar gezagtaken vanaf 2024 - VO-raad) aan een algemene selectielijst die na de wijziging van de archiefwet (die mogelijk ingaat op 1 januari 2026) voor de gehele sector kan gelden.

Het advies is om voorlopig geen documenten en persoonsgegevens te vernietigen die behoren tot een openbaar gezagtaak, waaronder diploma’s, cijferlijsten en getuigschriften. In het kader van de Archiefwet moeten deze belangrijke documenten worden bewaard.

Kijk voor meer informatie over scholen en de Archiefwet op de website van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, met het infoblad Archiefbeheer bij scholen. De Inspectie is te bereiken via 070-4124012 of info@inspectie-oe.nl.

Normering, cijfers en uitslag

Hoe komt de n-term voor het tweede tijdvak tot stand?

De normeringsterm van het eerste tijdvak geldt als ‘basis’ voor het tweede tijdvak. Daarnaast worden de afnamegegevens van het tweede tijdvak examen geanalyseerd. Daarbij kijken we naar de deelpopulatie met een onvoldoende in het eerste tijdvak. Als deze kandidaten slechter scoren dan in het eerste tijdvak, dan is dat een signaal dat het tweede tijdvak moeilijker is. Is dat het geval dan zal de n-term ook hoger worden vastgesteld.

Hoe moet het eindcijfer worden bepaald als er alleen sprake is van een schoolexamen?

Als er alleen sprake is van een schoolexamen dan wordt het cijfer van het schoolexamen uitgedrukt in een geheel cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10. Zie hiervoor artikel 3.13 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020. De school regelt in het examenreglement en het PTA hoe het cijfer tot stand komt (weging, afronding).

Het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 regelt niet hoe binnen het schoolexamen schoolexamencijfers moeten worden afgerond als er geen CE op het SE volgt. Dat laatste heeft bij het SE geleid tot de praktijk van het tussentijds afronden: gemiddelde van de resultaten maatschappijleer 1 is 5,46. Dat wordt 5,5 en daarna 6.

Dat is een valide regeling, mits uiteraard door de school voor elke leerling toegepast en in het examenreglement vastgesteld. De school heeft de ruimte om het zo te regelen, maar wordt daartoe niet verplicht. Binnen het SE is tussentijds afronden niet voorgeschreven, maar wel toegestaan. Het is verstandig de afronding van de schoolexamencijfers vast te leggen in het Examenreglement (dus ook als er niet tussentijds wordt afgerond), al is het maar om een jaarlijkse discussie hierover te voorkomen.

Artikel 3.32 lid 3 Uitvoeringsbesluit WVO 2020 regel dat als in een vak alleen een schoolexamen is afgenomen en niet ook een centraal examen, het cijfer voor het schoolexamen ook het eindcijfer is.

Mag een vak dat is afgesloten in het voorexamenjaar of direct daaraan voorafgaande leerjaar blijven staan wanneer een leerling blijft zitten?

Voor het centraal examen geldt: het CE-cijfer dat met dit centraal examen is behaald, vervalt wanneer de leerling het leerjaar waarin het centraal examen is afgelegd, opnieuw doet. De leerling moet dus opnieuw centraal examen afleggen in dat vak. Dit is geregeld in artikel 3.36 lid 2 Uitvoeringsbesluit WVO 2020. Maar doet de leerling in 4 vwo centraal examen in een vak en blijft deze het jaar daarna in 5 vwo zitten, dan blijft het resultaat behaald in 4 vwo wel staan. Het is immers niet redelijk te verlangen dat een leerling opnieuw examen doet in een vak dat al een jaar niet meer is gevolgd.

Het is schooleigen beleid of de schoolexamens ook opnieuw gemaakt moeten worden. De school moet in het Examenreglement hebben opgenomen wat er gebeurt met de schoolexamen cijfers als een leerling doubleert. Daarbij is van belang dat de gezakte leerling aan de eindtermen van het geldende PTA voldoet.

Het is aan de school hoe er bij doubleren en dus ook het overdoen van het laatste leerjaar wordt omgegaan met reeds afgesloten vakken die alleen met een schoolexamen worden afgesloten (ckv, kunstvakken inclusief ckv, maatschappijleer, LO, wiskunde D, BSM, LO2, informatica, informatietechnologie, beroepsgerichte keuzevakken). Wel is het belangrijk dat in het examenreglement moet worden vastgelegd hoe hiermee omgegaan wordt.

Telt de CE-eis ook in het leerwerktraject?

Nee, de eis dat het gemiddelde van de CE-cijfers afgerond ten minste 5,5 moet zijn, geldt niet voor het leerwerktraject waarin leerlingen (vaak) maar in twee vakken een centraal examen afleggen, namelijk Nederlands en het beroepsgerichte profielvak.

De uitslagbepaling voor het leerwerktraject is vastgelegd in artikel 3.35, lid 6, Uitvoeringsbesluit WVO 2020. De uitslagbepaling luidt als volgt:

In afwijking van het eerste lid is de examenkandidaat die het eindexamen vmbo basisberoepsgerichte leerweg heeft afgelegd ter afsluiting van een leer-werktraject als bedoeld in artikel 2.103 van de wet geslaagd indien:

  • de leerling voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 6 of hoger heeft behaald;
  • de leerling voor het profielvak als eindcijfer 6 of hoger heeft behaald; en
  • de leerling als eindcijfer, bedoeld in het derde lid, 6 of hoger heeft behaald.

Als de vakken waarin examen is afgelegd, samen een eindexamen vmbo basisberoepsgerichte leerweg vormen, zijn het eerste en derde lid van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dus dat de leerling een 6 voor Nederlands moet halen, een 6 voor het beroepsgerichte profielvak en een 6 gemiddeld voor de keuzevakken. En als de leerling leerwerktraject uiteindelijk in een volledig BB-pakket eindexamen doet, gelden alle BB-regels dus inclusief de CE-eis.

Meer informatie

Vroeger waren de examens toch moeilijker? (of: makkelijker)

Het streven is om de examens elk jaar even moeilijk te maken. Omdat het niet helemaal te voorspellen is hoe elk van de opgaven zich zal gedragen bij de feitelijke afname, worden er ieder jaar zgn. pre-tests en post-tests afgenomen. 

De gegevens die dit oplevert, stellen het CvTE en Cito in staat de moeilijkheid van ieder examen te bepalen en door middel van de normering gelijk te houden over de jaren heen. Dit niveau staat dus los van de vaardigheid van de examenpopulatie van een specifiek jaar en van de vaardigheid van een specifieke klas, die beide van jaar tot jaar kunnen afwijken. 

Voor meer informatie, zie bijgaand document.

Waar vind ik de gemiddelde cijfers van de centrale examens van voorgaande jaren?

Gemiddelde cijfers van de centrale examens worden elk jaar in september/oktober gepubliceerd in de Examenmonitor van Duo.

Wanneer weet ik welk cijfer ik heb voor een centraal examen?

De directeur deelt de cijfers mee aan de kandidaat zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag zijn vastgesteld.

Dit is geregeld in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, artikel 3.35 lid 7 (vmbo) en artikel 3.34 lid 5 (havo/vwo).

Weliswaar staat hier niet expliciet wanneer de centraal examencijfers bekend worden gemaakt, maar de eindcijfers kunnen pas worden vastgesteld als de behaalde cijfers voor de centrale examens bekend zijn. Vanzelfsprekend worden die op hetzelfde moment meegedeeld.

De cijfers voor het centraal examen zijn bekend als de zogenaamde n-term per vak bekend is. Deze wordt doorgaans op de tweede of derde woensdag in juni voor de algemene vakken bekend gemaakt. Voor de beroepsgerichte vakken is dit een week eerder.

Zie het onderwerp normering voor meer informatie.

Wanneer wordt de definitieve normering voor het eerste tijdvak bekendgemaakt?

De data van bekendmaking van de normering worden jaarlijks opgenomen in de activiteitenplanning die tegelijk met de Septembermededeling wordt gepubliceerd.

Meer informatie

  • Tijdschema centraal examen 2025
  • Septembermededeling
  • Normering

 

Wat doet het College voor Toetsen en Examens (CvTE) als een examen(vraag) te moeilijk is?

Moeilijke examenvragen
Examenopgaven variëren in lengte, vraagvorm en het gevraagde vaardigheids- of kennisniveau. In elk examen worden zowel moeilijke als makkelijke vragen opgenomen. Sommige vragen kunnen als moeilijk worden ervaren, maar dragen er ook toe bij dat goede kandidaten zich kunnen onderscheiden. Andere vragen kunnen als makkelijk worden ervaren.

Moeilijke examens
We streven ernaar dat de examens elk jaar even moeilijk zijn. In de techniek van het bepalen van de n-term wordt hier automatisch rekening mee gehouden. Als een examen relatief moeilijk is, wordt de n-term hoger.

Docenten kunnen via Wolf of Facet aangeven hoe zij de moeilijkheidsgraad van een examen inschatten. Deze feedback wordt gebruikt om het examen van een passende n-term te voorzien.

Wat doet het College voor Toetsen en Examens (CvTE) als een examen te lang was?

Bij het ontwikkelen van de examens, besteedt het College voor Toetsen en Examens (CvTE) aandacht aan de vraag of het examen in de toegestane tijd past. Toch kan achteraf blijken dat het examen te lang was. Conclusies over de lengte van het examen kunnen niet eerder worden getrokken dan bij de normeringsvergadering. Docenten kunnen na het nakijken van het examen in Wolf of Facet aangeven wat zij van de lengte van het examen vonden. Bij de toets- en itemanalyse van het examen wordt onderzocht of de afnamegegevens aanwijzingen bevatten waaruit blijkt dat het examen te lang was.

Zakken kandidaten automatisch met een 3 als CE-cijfer?

Nee. De eis 'geen cijfer lager dan 4' geldt voor de eindcijfers. In de CE-regel komt zo'n eis niet voor. Het gemiddelde CE-cijfer moet minimaal 5,5 zijn. Ook met een 3 als CE-resultaat is dat in principe haalbaar.

Er zijn echter ook vakken die alleen met een CE worden afgerond, bijvoorbeeld het beroepsgerichte profielvak, als de school daarvoor heeft gekozen. In dat geval betekent een 3,1 voor het cspe dat de kandidaat zakt. Het eindcijfer is namelijk 3. 

Meer informatie

Diploma's, certificaten en cijferlijsten

Door wie wordt het diploma ondertekend als er sprake is van een centrale directie?

Als een school geen directeur kent maar een centrale directie dan moet op het diploma voor 'directeur' worden gelezen als de 'centrale directie'. De centrale directie is dan verantwoordelijk voor het ondertekenen van de diploma's. Maar het is ook mogelijk dat de centrale directie de tekenbevoegdheid overdraagt. Een functionaris die daartoe schriftelijk gemandateerd is, tekent de diploma's en cijferlijsten met de vermelding 'namens deze' gevolgd door de handtekening, de naam en de functie van de ondertekenaar. De handtekening moet feitelijk met pen geschreven worden. Een gescande of gekopieerde handtekening is niet toegestaan.

Het is vanzelfsprekend dat de mandatering in het examenreglement van de school wordt vermeld om kandidaten en ouders hiervan op de hoogte te stellen.

Ook moet de mandatering schriftelijk worden vastgelegd.

Zie artikel 3.46, lid 3, Uitvoeringsbesluit WVO 2020 en bijlage 1 van de Regeling modellen diploma's VO.

Mag een adjunct-directeur van een nevenvestiging van een scholengemeenschap de diploma's, certificaten en cijferlijsten namens de directeur of rector ondertekenen?

Volgens bijlage 1 van de Regeling modellen diploma’s VO (onder ondertekening) is het toegestaan dat de functionarissen die de examendocumenten moeten tekenen een andere functionaris daartoe mandateren. Zij zijn en blijven onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de ondertekening  maar mogen, tenzij anders bepaald door het bevoegd gezag, mits het bevoegd gezag hen die bevoegdheid heeft gegeven, een andere functionaris, die door hen daartoe schriftelijk gemandateerd is, laten tekenen, doch slechts met vermelding van ‘namens deze’ gevolgd door de handtekening, de naam en de functie van de ondertekenaar. 

Het is vanzelfsprekend dat de mandatering in het examenreglement van de school wordt vermeld om kandidaten en ouders hiervan op hoogte te stellen.

Het vorenstaande geldt tevens ten aanzien van de ondertekening door de secretaris van het eindexamen.

Zie artikel 2.58 lid 4 WVO 2020 en artikel 3.40, lid 3, als het gaat om cijferlijsten en 3.46, lid 3, voor diploma’s van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 en de Regeling modellen diploma's VO.

In het volwassenenonderwijs is de Examencommissie vavo gelijkgesteld met de directeur (artikel 3.60 , lid 1, aanhef en onderdeel d, Uitvoeringsbesluit WVO 2020).

Mag een atheneumdiploma worden uitgereikt aan gezakte gymnasiumkandidaten?

Nee, dat kan niet. Een kandidaat die een atheneumdiploma wil ontvangen, moet ook ingeschreven staan als atheneumkandidaat (artikel 3.44 Uitvoeringsbesluit WVO).

De uitslag wordt bepaald aan de hand van de gegevens die voor aanvang van het centraal examen zijn vastgelegd – schooltype, vakkenpakket, cijfers voor het schoolexamen – en natuurlijk de cijfers voor het centraal examen.

Als bij de inlevering van de SE-cijfers gymnasium als schooltype is vastgelegd, moet de leerling aan de gymnasiumeisen voldoen om te kunnen slagen.

De scholengemeenschap kan niet alsnog bij de uitslag gymnasium in atheneum veranderen. Als voorzien wordt dat een leerling een grote kans maakt om niet te slagen voor het gymnasium en de kans op een succesvol atheneumexamen is veel groter, moet voordat de schoolexamenresultaten worden doorgegeven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) de inschrijving van de leerling gewijzigd worden.

Een vwo-school mag een atheneum- en gymnasiumstroom aanbieden als men dit in het maatschappelijk verkeer aangeeft en is dan dus gerechtigd om een atheneumdiploma uit te reiken (mits dit in de naam van de school tot uiting komt en de leerling voorafgaand aan het centraal examen als atheneumleerling is ingeschreven). Volgens artikel 3.44 Uitvoeringsbesluit WVO moet atheneum onderwijs ook wel verzorgd worden.

Welk vak moet worden vermeld op de cijferlijst als een kandidaat bij het CPE tekenen, handvaardigheid, textiele vormgeving vwo discipline-overstijgend werkt?

Het examenprogramma is voor alle drie de beeldende vakken gelijk. Het centraal praktisch examen kent voor de verschillende disciplines dezelfde opgaven en hetzelfde opgavenboekje. De opdrachten zijn zo gekozen dat ze aanknopingspunten bieden voor een uitwerking in de verschillende kunstzinnige disciplines of een combinatie hiervan. Daarbij is de gekozen discipline het uitgangspunt. Het discipline-overstijgend denken en werken past in de ontwikkelingen in de kunstwereld van de afgelopen decennia.

De kandidaten kiezen één van de beeldende vakken als examenvak. Dat vak wordt ook vermeld op de cijferlijst en het diploma.

Scholen kunnen de definitieve keuze voor welk beeldend vak uiteindelijk op het diploma vermeld wordt lang voor zich uitschuiven. Belangrijk is dat een kandidaat bij het behalen van een diploma voldoet aan de eisen van het schoolexamen voor de onderliggende vakken zoals uitgewerkt in het PTA en de eisen van het centraal examen.

Examenproces

Hoe ziet de pretest eruit bij de centrale examens Nederlands havo en vwo?

Voor de examens in het eerste tijdvak vindt een pretest plaats. Voor de pretest van een examen wordt meer materiaal ontwikkeld dan kan worden opgenomen in een examen (ongeveer 150 procent van het benodigde aantal opgaven). 

De nieuwe opgaven worden gecombineerd met ankeropgaven en in toetsboekjes van ongeveer 25 opgaven afgenomen in schoolklassen waarvan zeker is dat de leerlingen de opgaven niet in hun centraal examen zullen terugzien. Zo’n twee jaar voor de daadwerkelijke afname van het betreffende centraal examen vindt de pretest plaats.

Voorafgaand aan de pretest heeft de vaststellingscommissie van het CvTE de pretestopgaven vastgesteld. De pretest vormt voor de commissie niet alleen een extra check voor de inhoudelijke deugdelijkheid van de opgaven, ook worden op basis van de resultaten de moeilijkheidsgraad en de psychometrische betrouwbaarheid van elke opgave berekend. De informatie uit de pretest is leidend voor de keuze van de opgaven voor het echte examen. Van de pretestopgaven valt vaak een derde van de opgaven af omdat zij op grond van toetstechnische en inhoudelijke kenmerken niet goed genoeg lijken te werken. Daarnaast geeft de pretest inzicht in de moeilijkheidsgraad van de opgaven ten opzichte van de ankeropgaven, waarmee ook opgaven uit eerdere examens zijn vergeleken.

Wat is de betrokkenheid van docenten bij de ontwikkeling van het CE Nederlands havo en vwo?

Bij de ontwikkeling van de centrale examens Nederlands havo en vwo zijn aan de kant van Cito drie eerstegraads examenklasdocenten in de constructiegroep betrokken. Zij worden aangestuurd door een toetsdeskundige. Aan de kant van het College voor Toetsing en Examens (CvTE) zitten ook drie examenklasdocenten in de vaststellingscommissie, voor havo en vwo. De vierde persoon in de vaststellingscommissie is de voorzitter. De voorzitter is werkzaam in het wetenschappelijk onderwijs.

De opgaven voor de examens van het eerste tijdvak havo worden gepretest. Bij deze pretest zijn per examen ruim 25 docenten betrokken. Deze docenten beoordelen de antwoorden van de leerlingen en geven de resultaten door aan de examenmakers. Daarnaast geven ze feedback op het pretestmateriaal. Dit schooljaar vindt voor het examen vwo voor het eerste tijdvak een zogenaamde testcorrectie plaats. Twintig docenten Nederlands zijn uitgenodigd om de dag na de afname van het examen het voorlopig correctievoorschrift aan de hand van het examenwerk van hun leerlingen te testen. De suggesties van deze docenten ter verbetering van het voorlopige correctievoorschrift bespreekt de vaststellingscommissie van het CvTE en de suggesties kunnen leiden tot aanpassingen in het correctievoorschrift. Het definitieve correctievoorschrift is hierdoor twee werkdagen later beschikbaar.

Schoolexamen

Bijna al mijn leerlingen maken een vraag fout. Dan deugt die vraag toch niet?

Om onderscheid te kunnen maken tussen (heel) goede en (veel) minder goede lezers moet een examen bestaan uit vragen die de hele range van (heel) moeilijk tot (heel) makkelijk bestrijken. Het is wel zo dat een vraag niet té moeilijk mag zijn; in principe wordt aangehouden dat minimaal 20% van alle leerlingen de vraag goed moet hebben gemaakt. Dit gaat dan om leerlingen in Nederland, niet in uw klas.

Mag een kandidaat het resultaat van het schoolexamen meenemen bij een verhuizing?

Dit is gedeeltelijk een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en gedeeltelijk wettelijk geregeld.

Als een vak met een centraal examen of een vak met alleen een schoolexamen is afgesloten in het voorlaatste leerjaar of het jaar daaraan voorafgaand en de leerling verlaat (door verhuizing) de school zonder het eindexamen te voltooien, dan ontvangt de leerling een voorlopige cijferlijst waarop de in die leerjaren behaalde resultaten staan vermeld, tenzij de leerling niet is bevorderd tot het volgende leerjaar. Dan vervallen de met dit of deze vervroegde centrale examen(s) behaalde resultaten (artikel 3.36, lid 2, Uitvoeringsbesluit WVO 2020). De nieuwe school van de kandidaat is op grond van deze cijferlijst verplicht het resultaat over te nemen.

Als het gaat om schoolexamentoetsen is het aan de nieuwe school van de kandidaat om te beoordelen of de al afgelegde toetsen de inhoud van de eigen pta-toetsen (gedeeltelijk) dekken om zo te kunnen bepalen of het cijfer kan worden meegenomen in het schoolexamenresultaat.

Zie artikel 3.49 Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor de voorlopige cijferlijst. In de Regeling modellen diploma's VO is het model vastgesteld.

Niet alle leerlingen hebben het examen af. Dat is toch niet eerlijk?

Het examen is zó gemaakt dat de meeste leerlingen het (ruim) binnen de tijd af kunnen hebben. Bij de ontwikkeling van de examens besteedt het CvTE aandacht aan de vraag of het examen in de toegestane tijd past. Maar de tijd die kandidaten nodig hebben, hangt natuurlijk ook samen met het niveau van leesvaardigheid. Toch kan het ook gebeuren dat het examen achteraf bezien te lang was. Conclusies over de lengte van het examen kunnen niet eerder worden getrokken dan bij de normeringsvergadering. U kunt via de Wolf-enquête aangeven wat u van de lengte en moeilijkheidsgraad van het examen vonden. Bij de toets- en itemanalyse van het examen onderzoeken we of de Wolf-gegevens aanwijzingen bevatten waaruit blijkt dat het examen te lang en/of te moeilijk is. De feedback van docenten wordt samen met de Wolf-gegevens gebruikt om het examen van een passende n-term te voorzien.

Waar vind ik informatie over het schoolexamen?

Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen en het centraal examen. De toetsen voor het schoolexamen worden gemaakt door de scholen. Ook bepalen de scholen wanneer welke vakken getoetst worden.

Wanneer moet het schoolexamen zijn afgerond? Geldt dit ook voor LO, kunstvakken inclusief ckv en het profielwerkstuk?

Dit is geregeld in artikel 2.55, tweede lid van de WVO 2020. In dit artikel staat dat het schoolexamen moet zijn afgesloten voor aanvang van het eerste tijdvak. Alleen voor de vakken die digitaal en/of flexibel worden afgesloten (BB, KB en het CSPE) wordt een uitzondering gemaakt.

Wel is in het vierde lid van het artikel de bepaling opgenomen dat de directeur kan besluiten dat wegens ziekte of een andere van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid een schoolexamen later kan worden afgesloten, maar uiterlijk een dag vóór het centraal examen in dat vak, en het resultaat daarom later kan worden gemeld. Dit geldt ook voor de vakken die alleen met een schoolexamen worden afgesloten. 

Overige

Hoe kan ik mijn tweestapsverificatie aanpassen?

De tweestapsverificatie pas je zelf aan op Mijn Examenblad

Volg de volgende stappen:

  • Klik linksboven op je eigen naam en klik op Profiel bewerken (of klik rechtsboven op je naam en ga naar Accountgegevens).
  • In het tabblad Tweestapsverificatie kun je de 2fa via de app op je telefoon veranderen naar 2fa via de mail. Of andersom.  

Lukt het niet, stuur een e-mail naar examenblad@cvte.nl.

Ik heb een nieuwe/niet werkende telefoon. Hoe pas ik mijn tweestapsverificatie aan?

Stuur een e-mail naar examenblad@cvte.nl met de vraag voor een nieuwe 2fa vanwege een nieuwe telefoon of omdat je telefoon niet werkt.
 

Waar vind ik informatie over de centrale examens in het mbo?

Voor de centrale examens in het mbo is een speciale website beschikbaar: Examenbladmbo.nl. Dat is de officiële website van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) over de centrale examinering in het mbo.

Voor meer informatie over examens in het mbo:

Waar vind ik informatie over de staatsexamens?

Staatsexamens worden afgenomen door staatsexamens voortgezet onderwijs van het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Kandidaten moeten zich vóór 1 januari van het betreffende examenjaar hebben ingeschreven. Meer informatie over de staatsexamens vind je op de website StaatsexamensVO.nl.

Zie ook

Wat doet het CvTE met de feedback van docenten?

De Examenlijn van het CvTE vindt het belangrijk dat docenten feedback geven op het examen, dat is goede input voor toekomstige examens. De examens en correctievoorschriften worden bepaald door een vaststellingscommissie van het CvTE. Hierin zitten onder anderen docenten op voordracht van vakbond of vakvereniging. De feedback wordt besproken tijdens de evaluatie van het examen en helpt de commissie bij de ontwikkeling van de toekomstige examens.

De meeste feedback kan worden doorgegeven via Wolf. Overige feedback over de centrale examens kan via het contactformulier van het Examenloket worden doorgegeven bij ‘opmerkingen/vragen over het centraal examen’ onder de categorie ‘evaluatieve opmerking’.

Welk vakkenpakket moet je hebben voor doorstroming van vmbo tl naar havo-4?

Alle vmbo-tl/gl leerlingen met een diploma zijn zonder nadere voorwaarde toelaatbaar tot 4 havo. De enige aanvullende eis die gesteld mag worden is een extra vak in het vrije deel. Zie de Wet Voorgezet Onderwijs 2020 (artikel 8.9a) en het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 (artikel 8.9) 

Voor de doorstroming van havo naar vwo wordt de eis van een extra vak niet gesteld, omdat uit de internetconsultatie bleek dat er in het veld onvoldoende draagvlak voor deze eis bestond en ook de Tweede Kamer het niet eens was met deze eis.

Rooster en activiteitenplanning

Wiskunde: Kan een kandidaat zowel het centraal examen wiskunde A als het centraal examen wiskunde B afleggen in het eerste tijdvak?

Ja, dat kan mits één van deze examens via een quarantainesessie wordt afgelegd. Wiskunde A en wiskunde B staan op hetzelfde moment in het rooster. Dat betekent dat een kandidaat die examen wil doen in wiskunde A én wiskunde B in het eerste tijdvak, één van deze examens in quarantaine moet afleggen. Voor het afleggen van een examen in quarantaine is toestemming van de inspectie belangrijk. Een alternatief voor een kandidaat met wiskunde A en wiskunde B in het pakket is om één van deze examens in het tweede tijdvak af te leggen.

Let wel: het is alleen toegestaan in twee wiskundevakken eindexamen af te leggen als het tweede wiskunde vak een extra vak is in het vrije deel. Het examen in het tweede wiskundevak is niet voldoende om te voldoen aan de profieleisen. Naast de tweede wiskunde moet er altijd een ander groot vak staan in het vrije deel. Zie ook het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

Een kandidaat kan ook kiezen voor de combinatie van wiskunde C en wiskunde B, in plaats van wiskunde A en wiskunde B. Hiervoor gelden dezelfde regels.